[1] man met borrel
 
[2] borrel
  • bor·rel
  • In de betekenis van ‘glas sterkedrank’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1692 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord borrel borrels
verkleinwoord borreltje borreltjes

de borrelm

  1. (drinken), klein glaasje met sterke drank, gedistilleerd
    • Jenever is een bekende borrel in Nederland. 
     Het was heerlijk om weer eens met anderen een borrel te drinken.[2]
  2. (metonymisch) gezellige samenkomst waar ook alcoholische dranken worden geschonken, meestal vergezeld van een hapje
    • Na het werk is er vrijdagmiddag een borrel van de zaak. 
     De kwestie draait om verschillende feestjes en borrels van de overheid die plaatsvonden op het moment dat er strenge coronaregels golden in Engeland. Sommige medewerkers kregen meerdere boetes. Om hoeveel personeelsleden het gaat is niet bekendgemaakt.[3]
  • Dat scheelt een slok op een borrel
Dat maakt een aanzienlijk verschil
vervoeging van
borrelen

borrel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van borrelen
    • Ik borrel. 
  2. gebiedende wijs van borrelen
    • Borrel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van borrelen
    • Borrel je? 
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[6]
  1. "borrel" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Weblink bron “Politie Londen sluit onderzoek 'partygate' af, 126 boetes opgelegd” (19 mei 20), NOS
  4. De met * gemarkeerde woorden staan voor een borrel met een glas bier ernaast.
  5. De Volkskrant 5 december 1996, Lijst synoniemen voor 'borrel'
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be