spanjool
- span·jool
- Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘geringschattend voor Spanjaard’ voor het eerst aangetroffen in 1550 [1]
- van het Spaanse español [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spanjool | spanjolen |
verkleinwoord | - | - |
- Het woord spanjool staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "spanjool" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ spanjool op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).