• neu·rie
vervoeging van
neuriën

neurie

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van neuriën
    • Ik neurie. 
  2. gebiedende wijs van neuriën
    • Neurie! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van neuriën
    • Neurie je?