ut
- ut
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘eerste toon van de toonschaal’ voor het eerst aangetroffen in 1567 [1]
- van Middelnederlands ut (zie hieronder) [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ut | uts |
verkleinwoord | - | - |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord ut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
ut | l'ut | ut | les ut |
ut m
ut + indicatief
ut + conjuctief
- van Latijn ut "(opdat". Guido van Arezzo maakte in de 11e eeuw een toonladder van van zes diatonisch opvolgende tonen ut, re, mi, fa, sol, la. Voor deze namen nam hij de eerste lettergreep van elke regel in een hymne gewijd aan Johannes de Doper omdat die op de betreffende toonhoogte wordt gezongen:
Ut queant laxis
resonare fibris,
mira gestorum
famuli tuorum,
solve polluti
labii reatum, Sancte Ioannes.
(Opdat uw dienaren met zachte stem uw wonderdaden laten weerklinken: verlos hun bezoedelde lippen van schuld, Sint Johannes.)[1]
ut
ut
ut
ut
ut
- (Oost-Veluws) het, 't; onzijdig bepaald lidwoord
ut
- (Oost-Veluws) het, 't; 3e persoon enkelvoud onzijdig