fa
Niet te verwarren met: fa., fa', fä, få, fª, Fa, Fa., FA |
- fa
- In de betekenis van ‘muzieknoot’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
- van Middelnederlands fa (zie hieronder) [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fa | fa's |
verkleinwoord |
- (muziek) een bepaalde muzieknoot
- Als we op toonladder met "do" beginnen, dan komen we op de vierde trede bij onze toon "fa".
- Het woord fa staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fa" herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "fa" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ fa op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
fa | le fa | fa | les fa |
fa m
fa
- fa
fa
fa m
fa
- [zelfstandig naamwoord] Eerste lettergreep van Latijn famuli "(dienaren)". Guido van Arezzo maakte in de 11e eeuw een toonladder van van zes diatonisch opvolgende tonen ut, re, mi, fa, sol, la. Voor deze namen nam hij de eerste lettergreep van elke regel in een hymne gewijd aan Johannes de Doper omdat die op de betreffende toonhoogte wordt gezongen:
Ut queant laxis
resonare fibris,
mira gestorum
famuli tuorum,
solve polluti
labii reatum, Sancte Ioannes.
(Opdat uw dienaren met zachte stem uw wonderdaden laten weerklinken: verlos hun bezoedelde lippen van schuld, Sint Johannes.)[1]
fa
Telwoord (niu) | ||||
---|---|---|---|---|
0 | ||||
1 | 11 | 10 | 100 | 103 |
2 | 12 | 20 | ||
3 | 13 | 30 | ||
4 | 14 | 40 | ||
5 | 15 | 50 | ||
6 | 16 | 60 | ||
7 | 17 | 70 | ||
8 | 18 | 80 | ||
9 | 19 | 90 |
fa
fa
ukufa 15