les
Niet te verwarren met: lés, lès, Les |
- les
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘onderricht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | les | lessen |
verkleinwoord | lesje | lesjes |
- (onderwijs) onderricht gedurende een korte tijd
|
- iemand de les lezen
duidelijk zeggen dat iemand iets verkeerds gedaan heeft
- lessen volgen
1. onderricht gedurende een korte tijd
les
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
- lesgeven: Hij gaf les.
vervoeging van |
---|
lessen |
les
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lessen
- Ik les.
- gebiedende wijs van lessen
- Les!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lessen
- Les je?
- Het woord les staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "les" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "les" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 2,0 2,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | les | lesse |
- IPA: /lɛs/
- Leenwoord uit het Nederlands
les
- les
Naar frequentie | 7041 |
---|
les
- gebiedende wijs van le
les,
- onbepaalde vorm genitief enkelvoud van le
- IPA: /leːs/
les
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van lesen
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van lesen
les mv
- de (meervoud)
- «Les pommes sont pourris.»
- De appels zijn rot.
- «Les pommes sont pourris.»
- de, het (enkelvoud)
- «Les lunettes sont cassées.»
- De bril is kapot.
- «Les lunettes sont cassées.»
nominatief | genitief | datief | accusatief | locatief | benadrukt |
---|---|---|---|---|---|
ils | leur / leurs | leur | les | y | eux |
nominatief | genitief | datief | accusatief | locatief | benadrukt |
---|---|---|---|---|---|
elles | leur / leurs | leur | les | y | elles |
les mv
- IPA: /lɛːs/
- Afgeleid van het Angelsaksische lēas
les
- les
Naar frequentie | 1642 |
---|
les
- lijdende vorm van le
les
- gebiedende wijs van lese
- les
les
- tegenwoordige tijd van lesa
les
- tegenwoordige tijd van lese
- IPA: /lɛs/
- les
- Afgeleid van het Proto-Slavische *lěsъ
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- les
- Afgeleid van het Proto-Slavische *lěsъ
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | les | lesy |
genitief | lesa | lesů |
datief | lesu | lesům |
accusatief | les | lesy |
vocatief | lese | lesy |
locatief | lese | lesích |
instrumentalis | lesem | lesy |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.