vlakgang
Uiterlijk
- vlak·gang
- samenstelling van vlak en gang [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vlakgang | vlakgangen |
verkleinwoord | vlakgangetje | vlakgangetjes |
de vlakgang m
- (scheepvaart) (verouderd) reeks planken in het dek van een boot
- De middelste vlakgang is op de plaats waar hij versmalt naar de achtersteven toe gerepareerd met een plank van 35 bij 3 cm
- Het woord 'vlakgang' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.