tevet
Uiterlijk
- te·vet
tevet
- (Jiddisch-Hebreeuws) tiende maand van het joodse jaar, in december-januari (Est. 2:16); vierde maand bij telling vanaf Rosj Hasjana
- Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie): tebet
- Joodse kalendermaanden:
- tisjri (september/oktober)
- chesjvan (oktober/november)
- kislew (november/december)
- tevet (december/januari)
- sjevat (januari/februari)
- adar (februari/maart)
- adar risjon (februari/maart, in schrikkeljaren)
- adar sjeni (maart/april, in schrikkeljaren)
- nisan (maart/april)
- iar (april/mei)
- sivan (mei/juni)
- tammoez (juni/juli)
- av (juli/augustus)
- eloel (augustus/september)
- Het woord 'tevet' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.