Naar inhoud springen

som

Uit WikiWoordenboek
  • som
  • [A]: via Middelnederlands somme van Frans somme [1] [2]
    • [1]: in de betekenis van ‘totaal’ aangetroffen vanaf 1236 [3]
    • [2]: in de betekenis van ‘rekenkundig vraagstuk’ aangetroffen vanaf 1717 [3]
  • [B] van Oezbeeks so'm en Kirgizisch сом (som), dat als bijvoeglijke naamwoord "zuiver (goud)" betekent, in de betekenis van ‘munteenheid in Kirgizië en Oezbekistan’ aangetroffen vanaf 1993 [3]
[1] enkelvoud meervoud
naamwoord som -
verkleinwoord - -
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord som [2,3]: sommen
verkleinwoord [2,3]: sommetje [2,3]: sommetjes

[A] de somv / m

  1. (wiskunde) resultaat van een optelling
    • Wat is de som van vijf en drie? 
  2. rekenkundige opgave (vooral in het basisonderwijs)
    • Ga je vandaag je sommen nog maken? 
  3. hoeveelheid geld, geldbedrag
    • Vijfhonderdduizend euro is een behoorlijke som. 
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord som soms
verkleinwoord

[B] de somm

  1. (financieel) munteenheid van Oezbekistan, Oezbeekse som
  2. (financieel) munteenheid van Kirgizië, Kirgizische som
    • Heb jij nog enige soms over? 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]


  • som
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord sem
Naar frequentie 36

som

  1. g: die, welk, wie
  2. o: dat, wat
    «Eftersøgningshold har lokaliseret vraget af et tyrkisk militærfly, som blev skudt ned af Syrien fredag.»
    Het opsporingsteam heeft het wrak van een Turks militair vliegtuig lokaliseert, dat door Syrië werd neergeschoten op vrijdag.
  3. mv: hetwelk, welke, dewelke

som

  1. als
    «Hjertet fungerer som en pumpe.»
    Het hart werkt als pomp.


som [1]

  1. een of ander, iemand
  2. sommige


  • som
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord sem
Naar frequentie 23

som

  1. m / v: die, welk, wie
    «Det var jeg som gjorde det.»
    Ik was het die het gedaan heeft.
  2. o: dat, wat
  3. mv: hetwelk, welke, dewelke

som

  1. als
    «Han er svart som en feier.»
    Hij is zwart als een schoorsteenveger.


  • som
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord sem

som

  1. m / v: die, welk, wie
  2. o: dat, wat
  3. mv: hetwelk, welke, dewelke

som

  1. als


  • som
Naar frequentie 18

som

  1. als
  2. in sommige vergelijkingen:
    1. zo ... als
    2. even ... als
    «Han är lika lång som jag är.»
    Hij is even lang als ik.

som

  1. g: die, welk, wie
  2. o: dat, wat
  3. mv: hetwelk, welke, dewelke