schelm
Uiterlijk
- schelm
- Van het Middelduitse schelme. Verder mogelijk via het Protogermaanse *skalmjan- te herleiden tot PIE *(s)kel- "snijden". In de betekenis van ‘deugniet’ voor het eerst aangetroffen in 1557 [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schelm | schelmen |
verkleinwoord | schelmpje | schelmpjes |
de schelm m
- (scheldwoord) schurk
- deugniet, ondeugend of schalks kind
- (verouderd) avonturier
- Het woord schelm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schelm" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "schelm" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schelm op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 of 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Scheldwoord in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 89 %
- Prevalentie Vlaanderen 89 %