psychopaat
Uiterlijk
- Geluid: psychopaat (hulp, bestand)
- psy·cho·paat
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘met afwijkend gedrag’ voor het eerst aangetroffen in 1910 [1]
- met het voorvoegsel psycho- met het achtervoegsel -paat [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | psychopaat | psychopaten |
verkleinwoord | psychopaatje | psychopaatjes |
de psychopaat m
- (psychologie) iemand die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis die antisociaal gedrag veroorzaakt
- Robert D. Hare, expert op het vlak van psychopathie, en Paul Babiak, ontdekten dat 1% van de Amerikaanse bazen psychopaten zijn
- Hij zei: Mien, ik moet je wat bekennen; ik ben psychopaat. Ik zei: Oh, dat geeft niet. Als je je brood maar verdient! (Simon Carmiggelt)
1.iemand die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis die antisociaal gedrag veroorzaakt
- Het woord psychopaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "psychopaat" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "psychopaat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ psychopaat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel psycho- in het Nederlands
- Achtervoegsel -paat in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Psychologie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %