paard
Uiterlijk
- paard
- In de betekenis van ‘tam hoefdier met manen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1266.[1][2]
- Middelnederlands pāert, perert, ontleend aan Laatlatijn paraverēdus ‘postpaard op zijlijnen, wisselpaard’, samengesmolten uit Oudgrieks pára ‘bij, extra’ en Gallisch verēdus ‘(post)paard’ (vgl. Welsh gorwydd ‘ros’), leenvertaling naar het voorbeeld van Oudgrieks párippos ‘postpaard’ (uit pára- en híppos ‘paard’).[3] Evenzo ontleend zijn Nederduits Peerd en Duits Pferd.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paard | paarden |
verkleinwoord | paardje | paardjes |
het paard o
- (onevenhoevigen) gedomesticeerd hoefdier uit de familie van de paardachtigen Equidae , met vloeiende manen, een langharige staart en relatief korte, opstaande oren, dat als rij- en trekdier gebruikt wordt
- ▸ Maar terwijl die Pieten speelgoed maken, pepernoten bakken en alles klaarmaken voor de volgende reis naar Holland, trekt Sinterklaas op zijn paard door de hoge Spaanse bergen, op zoek naar een nieuw Pietje.[4]
- ▸ Toen ik aankwam bij het vuurtje zag ik tot mijn verbazing twee paarden aan een lang touw grazen, met verder niemand in de buurt.[5]
- (sport) turntoestel op vier poten en met twee handvatten om op te voltigeren of zonder handvatten om overheen te springen
- (schaak) een schaakstuk dat over de andere stukken heen kan bewegen
- (techniek) het deel van het mechanisme van een korenmolen, dat de afstand tussen de molenstenen regelt
- (astrologie) een van de tekens van de Chinese dierenriem
- (scheepvaart) een touw om op te staan, onder de ra van een dwarsgetuigd zeilschip
- (gereedschap) een schraag om hout op te zagen
-
[1]: Paard
-
[2]: Paard
-
[3]: Paard
-
[4]: Paard
-
[5]: Paard (馬, 马)
-
[6]: Paard
- [1] (wetenschappelijk) equus caballus, knol, ros
- [1] hoefdier
- [1] hengst, merrie, ruin, schimmel, appelschimmel, vos, moor, veulen, circuspaard, drafpaard, dressuurpaard, fokpaard, halfbloedpaard, jaagpaard, koudbloedpaard, legerpaard, manegepaard, renpaard, rijpaard, springpaard, trekpaard, warmbloedpaard, werkpaard, zadelpaard
|
|
- [1] arabier, draver, fokhengst, fokmerrie, halfbloed, hoefsmid, koudbloed, manege, renstal, rijschool, ruiter, stoeterij, volbloed, zadelmaker
- [2] bok
de ideale man om mee te trouwen
te voorzichtig zijn
niet dankbaar, maar kritisch zijn over cadeaus of koopjes
wat men vroeger al eens heeft laten horen nog eens ten beste geven
de in stilte meest gewaardeerde persoon in een gezelschap
ongemerkt de vijand toegang verlenen
zeer veel trek in eten hebben
iemand helpen om een goede baan te krijgen
eerlijk zeggen wat er niet goed is en door wie dat komt
overdreven verwennen en prijzen
te zeer geprezen zijn zodat men verwaand is
met grote spierkracht, oersterk, ijzersterk
zich inspannen voor een hopeloze zaak die alleen maar energie kost en uiteindelijk niets oplevert
heel hard werken
|
iemand die aan iets schuldig is, heeft liever niet dat datgene onderzocht wordt
ook de beste maakt wel eens een fout
grappige uitspraak wanneer iemand overgeslagen wordt
wanneer het werk is gedaan komt de rekening ofwel: na mooie dingen komen vaak de minder fijne dingen
het werk gebeurt beter als de baas toezicht houdt
opschieten om gauw thuis te komen
iemand doet enkel dingen dat hij zelf wil
je moet niet te kritisch zijn over cadeaus, of koopjes
als je in je jeugd erg wordt verwend, krijg je het later erg moeilijk
men moet niet te veel eisen van een ander
de mensen die het hardste werken, krijgen het minste geld
door een enkele stommiteit kan men vertrouwen of een reputatie die men jarenlang heeft opgebouwd in een keer teniet doen.
men moet zich naar de omstandigheden schikken
|
1. tam hoefdier met manen
2. turntoestel
3. schaakstuk
- Het woord paard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "paard" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "paard" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ paard op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 11
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Onevenhoevigen in het Nederlands
- Zoogdieren in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Schaak in het Nederlands
- Techniek in het Nederlands
- Astrologie in het Nederlands
- Scheepvaart in het Nederlands
- Gereedschap in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %