Maus

Duits

1. Eine Maus außer Haus.
Een muis buitenshuis.

Uitspraak

• Geluid:  Maus    (hulp, bestand)
• IPA: /maʊ̯s/

Woordafbreking

• Maus

Woordherkomst en -opbouw

• erfwoord via Middelhoogduits  mūs zn  van Oudhoogduits  mūs zn 

Zelfstandig naamwoord

Maus v

1. (knaagdieren) muis

Verbuiging

	enkelvoud	meervoud
nominatief	Maus	Mäuse
genitief	Maus	Mäuse
datief	Maus	Mäusen
accusatief	Maus	Mäuse

Pennsylvania-Duits

En Maus
(Mus musculus)
Een muis

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Woordafbreking

• Maus

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van het Middelhoogduitse zelfstandige naamwoord mūs

	enkelvoud (onbepaald)	enkelvoud (bepaald)	meervoud (onbepaald)	meervoud (bepaald)
nominatief	en Maus	die Maus	Meis	die Meis
datief	re Maus	der Maus	Meis	de Meis
accusatief	en Maus	die Maus	Meis	die Meis

Zelfstandig naamwoord

Maus, v

1. (knaagdieren) muis, Mus musculus 

Opmerkingen

• Duits: Maus, v
• Engels: mouse

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.