rok
Niet te verwarren met: rök, rock |
- rok
- erfwoord via Middelnederlands roc van Oudnederlands rok, in de betekenis van ‘kledingstuk’ aangetroffen vanaf 1100 [1] [2] [3] [4] [5]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rok | rokken |
verkleinwoord | rokje | rokjes |
de rok m
- (kleding) een voornamelijk door vrouwen (in o.a. Schotland ook door mannen) gedragen buis- of kegelvormig kledingstuk dat om de taille wordt gedragen en een deel van de benen bedekt
- ▸ Een jonge jongen in een Schotse rok kwam keihard in een stofwolk de berg af rennen en sprong onmiddellijk op Pogues rug.[6]
- (kleding) type avondkleding, rokkostuum
- (plantkunde) membraan [1], omhullend vlies, tunica [3]
- [1, 2] vrouwenrok
[1] kledingstuk
- Het hemd is nader dan de rok
Eigen familie gaat voor
- Iemand achter de rokken lopen/ziten
Iemand (m.n. een vrouw) het hof willen maken, een vrouw proberen te versieren
- Zij heeft geen rok aan haar gat
Die vrouw heeft niets, zij is erg arm
1. buis- of kegelvormig kledingstuk
2. rokkostuum
vervoeging van |
---|
rokken |
rok
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rokken
- Ik rok.
- gebiedende wijs van rokken
- Rok!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rokken
- Rok je?
- Het woord rok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rok" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[7] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ rok op website: Etymologiebank.nl
- ↑ rok op website: Etymologiebank.nl
- ↑ rok op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "rok" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- rok
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rok | rokke |
rok
- Afgeleid van het Proto-Slavische *rokъ
rok
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- rok
- [1] van het Nederlandse "rok"
- [2] van het Engelse "rock"
rok
- (kleding) rok, jurk
- «Murid perempuan memakai blus berwarna putih dan rok berwarna abu-abu.»
- Studentes dragen een witte bloes en een grijze rok.
- «Murid perempuan memakai blus berwarna putih dan rok berwarna abu-abu.»
- (muziek) rock
- Afgeleid van het Proto-Slavische *rokъ
rok
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
rok
- rook; een zichtbaar mengsel van gassen, dampen en fijne vaste deeltjes dat bij verbranding opstijgt
- Afgeleid van het Proto-Slavische *rokъ
rok m
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- IPA: /rɔk/
- rok
- Afgeleid van het Proto-Slavische *rokъ
rok m
- jaar
- «Je o dva roky starší ako ty.»
- Hij is twee jaar ouder dan jij.
- «Je o dva roky starší ako ty.»
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- IPA: /rɔk/
- rok
- Afgeleid van het Proto-Slavische *rokъ
- (tijdrekening) jaar; een periode van 1 januari tot 31 december
- «Narodil jsem se v roce 1976.»
- Ik ben geboren in (het jaar) 1976.
- «Narodil jsem se v roce 1976.»
- (eenheid)(tijdrekening) jaar; de duur van een omloop van de aarde om de zon van circa 365 dagen
- «Na vojnu se dnes chodí na rok.»
- De dienstplicht duur tegenwoordig een jaar.
- «Na vojnu se dnes chodí na rok.»
- (tijdrekening) jaar; een periode van twaalf maanden of korter verbonden met een bepaalde activiteit
- «Školní rok trvá od září do června.»
- Het schooljaar duurt van september tot juni.
- «Školní rok trvá od září do června.»
- (tijdrekening) jaar; de duur van de omloop van een planeet om haar ster
- «Doba, za kterou Mars oběhne kolem Slunce, se říká marsovský rok.»
- De periode, waarin Mars een rondje om de zon draait, wordt een marsjaar genoemd.
- «Doba, za kterou Mars oběhne kolem Slunce, se říká marsovský rok.»
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | rok | roky |
genitief | roka / roku | roků |
datief | roku | rokům |
accusatief | rok | roky |
vocatief | roku | roky |
locatief | roce / roku | rocích |
instrumentalis | rokem | roky |
- r.
- –
- –
- –
|
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | rok | roky |
genitief | roku | roků |
datief | roku | rokům |
accusatief | rok | roky |
vocatief | roku | roky |
locatief | roku | rocích |
instrumentalis | rokem | roky |