uitreis
Uiterlijk
- uit·reis
- samenstelling van uit en reis [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitreis | uitreizen |
verkleinwoord | uitreisje | uitreisjes |
- reis waarbij men iets verlaat
- Het woord uitreis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitreis" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be