tafella
Uiterlijk
- ta·fel·la
- samenstelling van tafel zn en la zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tafella | tafella's |
verkleinwoord | tafellaatje | tafellaatjes |
de tafella m
- een la onder het blad van een tafel
- ▸ Zodra hij zijn bezoekers gewaar werd, zagen ze hem snel iets in de tafellade wegmoffelen. Hij verwelkomde zijn gasten, ging naar achteren om hun iets voor te zetten. Een van de bezoekers dacht er het zijne van: er zou minstens wel een volle beurs in die tafella liggen.[1]
- Het woord tafella staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron J. Mastenbroek“Niet vele edelen in het Koninkrijk van God” (05-09-2011), Reformatorisch Dagblad