sikkepit
Uiterlijk
- In de betekenis van ‘klein beetje’ voor het eerst aangetroffen in 1709 [1]
- komt van geitenkeutel
- sik·ke·pit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sikkepit | |
verkleinwoord | sikkepitje | sikkepitjes |
- alleen ontkennend: geen ~: niets, nog geen klein deel ervan
- Ik geloof er geen sikkepit van.
- Ik geloof er helemaal niets van
1.
- Het woord sikkepit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sikkepit" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "sikkepit" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be