real
Uiterlijk
- re·al
- Leenwoord uit het Portugees, in de betekenis van ‘munteenheid van Brazilië vanaf’ voor het eerst aangetroffen in 1994 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | real | reals |
verkleinwoord | realtje | realtjes |
de real m
- (financieel) munteenheid van Brazilië
- (geschiedenis) (financieel) voormalige munteenheid van Spanje, Portugal
- Het woord 'real' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
real
- re·al
enkelvoud | meervoud |
---|---|
real | reais |
real m
- (financieel) real, munteenheid van Brazilië
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | real | reais |
vrouwelijk | real | reais |
real
- re·al
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | real | reales |
vrouwelijk | real | reales |
real
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Financieel in het Nederlands
- Geschiedenis in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 4
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Engels
- Woorden in het Portugees
- Woorden in het Portugees van lengte 4
- Zelfstandig naamwoord in het Portugees
- Financieel in het Portugees
- Bijvoeglijk naamwoord in het Portugees
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 4
- Bijvoeglijk naamwoord in het Spaans