overschrijden

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  overschrijden    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• over·schrij·den

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  over  en  schrijden 

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
overschrijden	overschreed	overschreden
klasse 1	volledig

Werkwoord

overschrijden

1. overgankelijk de overzijde van een grens betreden

   • Het begrote bedrag werd net niet overschreden. 

Synoniemen

• overtreffen, te ver gaan, te boven gaan

Antoniemen

• onderschrijden, tekortkomen, ontoereikend zijn, te kort schieten

Verwante begrippen

• overtreding, grens, limiet, maximum, afspraak, bepaling, regel, referentie, budget

Vertalingen

    1. de overzijde van een grens betreden   

Duits: überschreiten (de) Engels: exceed (en) Frans: excéder (fr)

Pools: przekroczyć (pl) Russisch: превышать  (ru), превосходить (ru) Spaans: rebasar (es), exceder (es)

Gangbaarheid

• Het woord overschrijden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "overschrijden" herkend door:

97 %	van de Nederlanders;
96 %	van de Vlamingen.