Naar inhoud springen

onttrekken

Uit WikiWoordenboek
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
onttrekken onttrekkend
onttrekking onttrokken
  • ont·trek·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
onttrekken
/ɔntrɛkə(n)/
onttrok
/ɔn'trɔk/
onttrokken
/ɔn'trɔkə(n)/
klasse 3 volledig

onttrekken

  1. overgankelijk een bijdrage of deel ergens uit verwijderen
    • Hij onttrok zijn steun aan de onderneming. 
97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be