onderuit
Uiterlijk
vnw. bijw. | ||
---|---|---|
voorzetselbijwoord | onderuit | |
persoonlijk | eronderuit | |
aanwijz. | nabij | hieronderuit |
veraf | daaronderuit | |
vragend/betrekk. | waaronderuit |
- on·der·uit
- samenstelling van onder en uit
onderuit
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord: waarbij het onderste deel niet langer het bovenste steunt
- onderuitgaan: Hij ging onderuit op het gladde ijs.
- prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord: weg vanuit een positie onder iets
- Hij kan er niet meer onderuit.
- prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord: onderuitkomen : ontkennen
- ▸ Maar zakelijk gezien viel er niet onderuit te komen.[1]
- Het woord onderuit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onderuit" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be