onderdeel
Uiterlijk
- on·der·deel
- samenstelling van onder vz en deel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onderdeel | onderdelen |
verkleinwoord | onderdeeltje | onderdeeltjes |
het onderdeel o
- een gespecialiseerd deel (component) van een groter geheel
- Het onderdeel stroomvoorziening is onmisbaar voor het functioneren van ons bedrijf.
- ▸ Het was een gekke gewaarwording om na alle drukte van thuis helemaal alleen te lopen als een klein onderdeel van het landschap.[1]
- bestanddeel, component, bouwsteen, element, orgaan, half-fabrikaat, module, partij, part, groep, afdeling, discipline, sector, klasse, tak, vak, eenheid, unit, legereenheid, divisie, squadron, hoofdstuk, aflevering, fragment,
1. deel van een groter geheel
- Het woord onderdeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onderdeel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bezieldheid: niet geanimeerd
- Metadomein: abstract
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %