meeprater
Uiterlijk
- mee·pra·ter
- Naamwoord van handeling van meepraten met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meeprater | meepraters |
verkleinwoord |
de meeprater m
- iemand die het kritiekloos altijd me je eens is
- Zoals Maarten Huygen bij verschijning van het rapport in NRC al signaleerde: veel discussie vond tijdens al die bijeenkomsten niet plaats, de conclusies lagen al zo’n beetje vast. In het rapport wordt ook nergens verantwoord hoe de inbreng van al die meepraters eigenlijk is gewogen. Ondanks al die hippe song and dance was de procedure van Onderwijs2013 dus net zo intransparant als een ouderwetse commissie in een gelambriseerd achterkamertje. [1]
- Het woord meeprater staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "meeprater" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ NRC Jan Kuitenbrouwer 26 maart 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be