mastbos
Uiterlijk
- mast·bos
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mastbos | mastbossen |
verkleinwoord | mastbosje | mastbosjes |
het mastbos o
- een bos met dennen of pijnbomen
- gebied met veel heipalen
- een grote groep van scheepsmasten
- Het woord mastbos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mastbos" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
44 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be