Naar inhoud springen

lapp

Uit WikiWoordenboek
  • lapp
  • [1-7]: Afkomstig van het Oudnoorse woord leppr
  • [8]: Afkomstig van het Oudnoorse woord lappir.
Naar frequentie 6393
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lapp     lappen     lapper     lappene  
genitief   lapps     lappens     lappers     lappenes  

lapp m

  1. flard
    «Buksa var bare lap i lap
    De broek was aan flarden.
  2. lap, lel, stoplap
    «Buksa har mange lapper
    De broek heeft veel lappen.
  3. blaadje, bon, kattebelletje, memo, papiertje
  4. rijbewijs
  5. (anatomie), (plantkunde) kwab, lel, velletje
  6. (economie), (informeel) bankbiljet, biljet
  7. (geologie) een lap grond.
  8. (voeding) een kleine, dikke pannenkoek.
  9. (verouderd), (demoniem) Laplander


  • lapp
  • [1-7]: Afkomstig van het Oudnoorse woord leppr
  • [8]: Afkomstig van het Oudnoorse woord lappir.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lapp     lappen     lappar     lappane  

lapp m

  1. flard
  2. lap, lel, stoplap
  3. blaadje, bon, kattebelletje, memo, papiertje
  4. rijbewijs
  5. (anatomie), (plantkunde) kwab, lel, velletje
  6. (economie), (informeel) bankbiljet, biljet
  7. (geologie) een lap grond.
  8. (voeding) een kleine, dikke pannenkoek.
  9. (verouderd), (demoniem) Laplander