hie
Uiterlijk
hie
- hij; mannelijk 1e persoon enkelvoud nominatief
- Afgeleid van het Proto-Germaanse *hīz
hie
- zij; vrouwelijke 3e persoon meervoud nominatief
hie
- haar; 3e persoon enkelvoud accusatief van hēo
- hie
- Afgeleid van het Oudhoogduitse hia
hie
- IPA: /hiː/
- hie
hie
hie
- Afgeleid van het Angelsaksische hē
hie
- Afgeleid van het Oudsaksische hē
hie
- hij; 3e persoon enkelvoud nominatief
hie
- hij; mannelijk derde persoon enkelvoud nominatief
- Afgeleid van het oudere hē
hie
- hij; mannelijk 3e persoon enkelvoud nominatief
hie
- hij; mannelijk 3e persoon enkelvoud nominatief
- Afgeleid van het Oudfriese hī
hie
- hij; mannelijk 3e persoon enkelvoud nominatief
Categorieën:
- Woorden in het Achterhoeks
- Persoonlijk voornaamwoord in het Achterhoeks
- Woorden in het Angelsaksisch
- Persoonlijk voornaamwoord in het Angelsaksisch
- Woorden in het Duits
- Woorden in het Duits van lengte 3
- Woorden in het Duits met IPA-weergave
- Woorden in het Duits met audioweergave
- Bijwoord in het Duits
- Verouderd in het Duits
- Woorden in het Riograndenser Hunsrückisch
- Woorden in het Riograndenser Hunsrückisch met IPA-weergave
- Bijwoord in het Riograndenser Hunsrückisch
- Woorden in het Limburgs
- Bijwoord in het Limburgs
- Woorden in het Middelengels
- Voornaamwoord in het Middelengels
- Woorden in het Middelnederduits
- Persoonlijk voornaamwoord in het Middelnederduits
- Woorden in het Nedersaksisch
- Persoonlijk voornaamwoord in het Nedersaksisch
- Woorden in het Oudnederlands
- Persoonlijk voornaamwoord in het Oudnederlands
- Woorden in het Oudsaksisch
- Persoonlijk voornaamwoord in het Oudsaksisch
- Woorden in het Saterfries
- Persoonlijk voornaamwoord in het Saterfries