hans
Uiterlijk
Niet te verwarren met: Hans |
- hans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hans | hanzen |
verkleinwoord | hansje | hansjes |
de hans m
- (pejoratief) een manspersoon
- Die hanzen daar weten er vast geen raad mee.
- Het woord hans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hans" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
mannelijk | vrouwelijk | onzijdig | mannelijk | vrouwelijk | onzijdig | |
nominatief | hann | hún | það | þeir | þær | þau |
accusatief | hana | þá | ||||
genitief | hans | hennar | þess | þeirra | ||
datief | honum | henni | því | þeim |
hans
hans
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Pejoratief in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 82 %
- Prevalentie Vlaanderen 74 %
- Woorden in het IJslands
- Woorden in het IJslands van lengte 4
- Woorden in het IJslands met audioweergave
- Woorden in het IJslands met IPA-weergave
- Persoonlijk voornaamwoord in het IJslands
- Woorden in het Zweeds
- Woorden in het Zweeds van lengte 4
- Woorden in het Zweeds met audioweergave
- Woorden in het Zweeds met IPA-weergave
- Bezittelijk voornaamwoord in het Zweeds