grotelijks
Uiterlijk
- Geluid: grotelijks (hulp, bestand)
- gro·te·lijks
grotelijks [2]
- in ruime mate
- ▸ De kruiden, welke door de wind tussen de verstrooide stenen gezaaid waren, hadden zich op die tijd grotelijks vermenigvuldigd: een weeldrig gras schoot zijn groene stijltjes overal in de hoogte, - en als de geliefkoosde kinderen der woeste natuur, bewogen de veldbloemen hun zilveren kelken boven de toppen der puinhopen.[3]
- op een prachtige manier
- ten zeerste
- ▸ " De Deken der beenhouwers verblijdde zich grotelijks bij deze hulde, en schreeuwde met donderende stem: "Macecliers en wevers! Op matige tred.[3]
- Het woord grotelijks staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ grotelijks op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ 3,0 3,1 “De leeuw van Vlaanderen” (1838), Davidsfonds/Clauwaert, ISBN 9063063334