Naar inhoud springen

gjelde

Uit WikiWoordenboek
  • gjel·de
  • werkwoord [A]) Afkomstig van het Oudnoorse woord gjalda.
  • werkwoord [B]) Afkomstig van het Oudnoorse woord gelda.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
gjelde
gjelder
gjaldt
gjeldt
onregelmatig [A]

[A] gjelde

  1. betreffen, gelden, geldig zijn
    «Billetten gjelder til siste forestilling.»
    Het ticket is geldig tot de laatste voorstelling.


stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
gjelde
gjelder
gjeldet
gjelda
gjeldet
gjelda
Klasse 1 zwak [B]
optioneel
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
gjelde
gjelder
gjeldte
gjeldt
Klasse 2 zwak [B]
optioneel

[B] gjelde

  1. (eufemisme) castreren, lubben


  • gjel·de
  • werkwoord [A]) Afkomstig van het Oudnoorse woord gjalda.
  • werkwoord [B]) Afkomstig van het Oudnoorse woord gelda.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
gjelde
gjeld
(bijvorm) gjelder
galdt
gjaldt
golde
goldi
gjeldt
onregelmatig [A]

[A] gjelde

  1. betreffen, gelden, geldig zijn
    «Det gjeld m.a.: ...»
    Dit geldt o.a. ...
(m.a. = mellom anna / o.a. = onder andere)
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
gjelde
gjeldar
gjelda
gjelda
Klasse 1 zwak [B]
optioneel
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
gjelde
gjelder
gjelde
(bijvorm) gjeldte
gjeldt
(bijvorm) gjeld
Klasse 2 zwak [B]
optioneel

[B] gjelde

  1. (eufemisme) castreren, lubben