gezinskaart

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  gezinskaart    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ge·zins·kaart

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  gezin zn  en  kaart zn  met het invoegsel -s- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	gezinskaart	gezinskaarten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gezinskaart v / m

1. kaart met gezinsgegevens

   ▸ Er zit wat beweging in dat beleid. Zo werden in 2013 dertig vrouwen aangewezen om zitting te nemen in de Majlis al-Shura, de raad die de koning adviseert. In die raad werd het uitbreiden van de gezinskaart besproken. Binnenkort zijn er voor het eerst lokale verkiezingen waar vrouwen aan mee mogen doen.

2. toegangskaart voor het gehele gezin

   ▸ Meedoen kost 12 euro per persoon. Losse dagkaarten kopen kan ook: dat kost 5 euro. Een gezinskaart voor de hele week kost 25 euro. Dagelijks kan tussen 8.30 en 11.00 uur worden gestart; ‘finishen’ bij de eindcontrole kan tot 17.00 uur en op de slotdag op vrijdag tot 15.30 uur.

Gangbaarheid

• Het woord gezinskaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.