Naar inhoud springen

gaffel

Uit WikiWoordenboek
  • gaf·fel
  • In de betekenis van ‘tweetandige stok, vork’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord gaffel gaffels
verkleinwoord gaffeltje gaffeltjes

de gaffelv / m

  1. (scheepvaart) meer of minder van de mast schuin omhoog uitstaand rondhout, om de bovenkant van een zeil (het bovenlijk) uit te houden
  2. (gereedschap) werktuig, met een steel die het ene einde in twee armen of tanden uitloopt
  3. (zoötomie) het gewei van een tweejarig hert of ree met twee uiteinden
  4. (heraldiek) een element in een Y-vorm, gelijkend naar een pallium
  5. benaming van verschillende voorwerpen die de vorm van een gaffel hebben
vervoeging van
gaffelen

gaffel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gaffelen
    • Ik gaffel. 
  2. gebiedende wijs van gaffelen
    • Gaffel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gaffelen
    • Gaffel je? 
78 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[3]


gaffel

  1. (gereedschap) vork


  • Afgeleid van het Oudsaksische gafala

gaffel

  1. (gereedschap)(huishouden) vork; voorwerp bestaande uit een greep en (meestal 3 of 4) tanden, waarmee vast voedsel wordt gegeten


  • gaf·fel
  • Afkomstig uit het Nederduits
Naar frequentie 13274
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gaffel     gaffelen     gafler     gaflene  
genitief   gaffels     gaffelens     gaflers     gaflenes  

gaffel m

  1. (scheepvaart) gaffel
  2. (gereedschap) (couvert) vork
  3. (gereedschap) gaffel, mestvork, riek
  4. (fiets) vork, achtervork, voorvork
  5. (schaak) vork, paardvork
  • [4]: kniv, skje og gaffel
mes, lepel en vork


  • gaf·fel
  • Afkomstig uit het Nederduits
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gaffel     gaffelen     gaflar     gaflane  

gaffel m

  1. (scheepvaart) gaffel
  2. (gereedschap) (couvert) vork
  3. (gereedschap) gaffel, mestvork, riek
  4. (fiets) vork, achtervork, voorvork
  5. (schaak) vork, paardvork


  • gaf·fel
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gaffel     gaffeln     gafflar     gafflarna  
genitief   gaffels     gaffelns     gafflars     gafflarnas  

gaffel, g

  1. vork
  2. (scheepvaart) gaffel