fjor
Uiterlijk
- fjor
- Komt van het Oudnoorse woord fjorð.
fjor (alleen met i)
- vorig, afgelopen
- «Dette er den høyeste prisen siden i fjor vår.»
- Dit is de hoogste prijs sinds vorig voorjaar.
- «Dette er den høyeste prisen siden i fjor vår.»
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | fjor | - | - | - |
genitief | - | - | - | - |
snøen som falt i fjor
- Een gesloten boek.
- fjor
- Komt van het Oudnoorse woord fjorð.
fjor (alleen met i)
- vorig, afgelopen
- «I fjor sommar hadde vi mykje skiftande ver, med ein heil del regn.»
- In de afgelopene zomer hadden we een onbestendig weer, met een hele deel regen.
- «I fjor sommar hadde vi mykje skiftande ver, med ein heil del regn.»
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | fjor | - | - | - |
genitief | - | - | - | - |
snøen som fall i fjor
- Een gesloten boek.
Categorieën:
- Woorden in het Noors
- Woorden in het Noors van lengte 4
- Woorden in het Noors met audioweergave
- Woorden in het Noors met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Noors
- Woorden in het Nynorsk
- Woorden in het Nynorsk van lengte 4
- Woorden in het Nynorsk met audioweergave
- Woorden in het Nynorsk met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nynorsk