ease
Uiterlijk
enkelvoud | meervoud |
---|---|
ease | eases |
ease
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to ease |
he/she/it | eases |
verleden tijd | eased |
voltooid deelwoord |
eased |
onvoltooid deelwoord |
easing |
gebiedende wijs | ease |
ease
- overgankelijk verlichten, verzachten
- overgankelijk geruststellen
- onovergankelijk, onpersoonlijk afnemen [5], minder worden
- overgankelijk laten vieren [2] (v.e. scheepstouw e.d.)