comprimeren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  comprimeren    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• com·pri·me·ren

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘samenpersen’ voor het eerst aangetroffen in 1650
• afgeleid van het Franse comprimer met het achtervoegsel -eren

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
comprimeren	comprimeerde	gecomprimeerd
zwak -d	volledig

Werkwoord

comprimeren

1. overgankelijk samenpersen, compact maken
2. overgankelijk (informatica) in een extra compact dataformaat brengen, zippen

   • Het zip-bestand werd door het inpakprogramma gecomprimeerd tot 2,3 MB. 

Synoniemen

• compresseren, samendrukken, samenpersen

Antoniemen

• decomprimeren

Vertalingen

    1. samenpersen, compact maken   

Duits: komprimieren (de) Engels: compress (en) Frans: comprimer (fr)

Italiaans: comprimere (it) Spaans: comprimir (es)

Gangbaarheid

• Het woord comprimeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "comprimeren" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
96 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.