bosmarmot

Nederlands

Een bosmarmot
(Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam)

Een bosmarmot met een boterham

Uitspraak

• Geluid:  bosmarmot    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bos·mar·mot

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  bos zn  en  marmot zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	bosmarmot	bosmarmotten
verkleinwoord	bosmarmotje	bosmarmotjes

Zelfstandig naamwoord

de bosmarmot v / m

1. (knaagdieren) Marmota monax  fors, bodembewonend knaagdier uit Noord-Amerika dat een lange winterslaap houdt

   • Jones put zich al weken uit met honderden verkiezingsbijeenkomsten kriskras door Alabama, in de hoop dat genoeg Republikeinen zich zullen afkeren van hun omstreden partijgenoot. ,,Roy Moore verstopt zich. Hij gedraagt zich als een bosmarmot. Hij lijkt bang voor zijn schaduw’’, aldus Jones.  
   • Meerdere Nederlandse bioscopen vieren volgende week donderdag 'bosmarmottendag'. De wonderlijke Amerikaanse traditie vindt jaarlijks plaats op 2 februari. Op deze dag ontwaakt volgens de mythe de bosmarmot uit zijn winterslaap en waagt zich voor het eerst buiten zijn hol. Als het diertje zijn eigen schaduw ziet, duurt de winter nog zes weken langer. Zo niet, dan is de lente nabij.  

Hyperoniemen

• marmotten, eekhoorns, knaagdieren, zoogdieren, gewervelden, chordadieren, dieren

Vertalingen

    1.   

Engels: groundhog (en),

Gangbaarheid

• Het woord 'bosmarmot' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bosmarmot" herkend door:

91 %	van de Nederlanders;
93 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.