bold
Uiterlijk
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
bold | bolder | boldest |
bold
- onvervaard, dapper, gedurfd, met lef
- «That was a bold move.»
- Dat was een gedurfde zet.
- «That was a bold move.»
- vetgedrukt, vet
- «The last word of this phrase is in bold.»
- Het laatste woord van deze zin is vetgedrukt.
- «The last word of this phrase is in bold.»
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to bold |
he/she/it | bolds |
verleden tijd | bolded |
voltooid deelwoord |
bolded |
onvoltooid deelwoord |
bolding |
gebiedende wijs | bold |
bold
- vet maken, vet drukken
- «He bolded the most important word in the paragraph.»
- Hij maakte het belangrijkste woord in de paragraaf vet.
- «He bolded the most important word in the paragraph.»