beroepsongeval
Uiterlijk
- be·roeps·on·ge·val
- samenstelling van beroep en ongeval met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beroepsongeval | beroepsongevallen |
verkleinwoord | beroepsongevalletje | beroepsongevalletjes |
het beroepsongeval o
- ongeval dat tijdens het uitoefenen van een beroep (of onderweg van en naar naar toe) optreedt.
- Het woord 'beroepsongeval' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.