ashoop
Uiterlijk
- as·hoop
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ashoop | ashopen |
verkleinwoord |
de ashoop m
- een stapel onverbrande restanten van een brand
- Een momentopname van de situatie in Zuid-Afrika heeft iets verraderlijks. Er doen zich voortdurend nieuwe feiten voor, die de beeldspraak van gisteren op losse schroeven zetten. Een dilemma voor de verslaggever: welke voorstelling moet hij kiezen. Is er nu wèl een breuk met het verleden of niet? De apartheid was een muur (want kan worden afgebroken). Nee, de strijd tegen apartheid was een lange mars (want we zijn nog niet thuis). Of: het nieuwe Zuid-Afrika is als een feniks uit de ashopen der geschiedenis herrezen (want er was brand). [2]
- Drie vrouwen zijn bezig met een boom, kleine kinderen spelen in de ashopen in de buurt. Dominee Airon wijst op de ravage en zegt: “Er is misschien nog voor een paar weken voorraad. Daarna weten we niet meer wat we moeten doen.” [3]
- Het woord ashoop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ashoop" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Henk van Woerden 6 december 1996 Metaforen voor het nieuwe Zuid-Afrika; Feniks, walvis of lange wandeling
- ↑ NRC Frank Vermeulen 27 november 1997 Bronnen in Nieuw Guinea drogen op
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be