Kahnschnabel

Zwei Kahnschnäbel
Twee schuitbekreigers

Duits

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈkaːn.ʃnaːbəl /

Woordafbreking

• Kahn·schna·bel

Woordherkomst en -opbouw

• Samenstelling van de Duitse zelfstandige naamwoorden Kahn en Schnabel

	enkelvoud	meervoud
nominatief	der Kahnschnabel	die Kahnschnäbel
genitief	des Kahnschnabels	der Kahnschnäbel
datief	dem Kahnschnabel	den Kahnschnäbeln
accusatief	den Kahnschnabel	die Kahnschnäbel

Zelfstandig naamwoord

Kahnschnabel, m

1. (roeipotigen) schuitbekreiger, Cochlearius cochlearius 

   «Der Kahnschnabel kommt in Zentralamerika und dem nördlichen Teil von Südameriak vor.»

   De schuitbekreiger komt voor in centraal-Amerika en het noordelijk deel van Zuid-Amerika.

Synoniemen

• (taxonomisch) Cochlearius cochlearia 
• (taxonomisch, verouderd) Cancroma cochlearia

Hyperoniemen

• Reiher Ardeidae 
• Nachtreiher Nycticoracinae 
• Kahnschnäbel Cochlearius