DIN

Niet te verwarren met: din

Universeel taalgebruik

Woordherkomst en -opbouw

• van Duits DIN "Deutsche Industrie-Norm"

Symbool

DIN

1. (techniek) (gevolgd door een nummer) verwijzing naar een norm uit de Duitse industrie
   1. (fotografie) waarde voor de gevoeligheid van een filmrolletje

Verwante begrippen

• [1] EN, ISO, NEN
• [1.1] ASA

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  DIN    (hulp, bestand)
• IPA: / dɪn / (1 lettergreep)

Woordafbreking

• DIN

Woordherkomst en -opbouw

• van Duits DIN
  • zn: op te vatten als (letterwoord) van Duitse industrienorm
  • en: op te vatten als (letterwoord) van Duits Instituut voor Normalisatie

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	DIN	-
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de DIN v / m

1. (techniek) norm vastgesteld door het Duitse instituut voor normalisatie

   ▸ De eisen voor de capaciteit van lichaamsdouches lopen zeer uiteen. De DIN eist voor laboratoria een capaciteit van 30 l/min.

Afgeleide begrippen

• DIN-connector, DIN-formaat, DIN-norm, DIN-papier, DIN-pk, DIN-plug, DIN-rail

Eigennaam

DIN o

1. (techniek) instantie die standaards en normen vaststelt voor toepassing door Duitse bedrijven

   ▸ Deze instituten worden aangeduid met poëtische afkortingen als ISO, ANSI, JIS, DIN en het oer-Hollandse NEN.

   ▸ De wetgever heeft in deze mogelijkheid van een dwanglicentie voorzien omdat het DIN een monopoliepositie heeft in Duitsland en deze positie wordt versterkt door de nieuwe regeling in de auteurswet.

Gangbaarheid

• Het woord 'DIN' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Duits

Uitspraak

• Geluid:  DIN    (hulp, bestand)
• IPA: /din/

Woordafbreking

• DIN

Woordherkomst en -opbouw

• v: (letterwoord) Deutsche Industrie-Norm
• m: (letterwoord) Deutsches Institut für Normung

Zelfstandig naamwoord

DIN v

1. (techniek) DIN, Duitse industrienorm

Verbuiging

	enkelvoud	meervoud
nominatief	die DIN	die DIN die DINs
genitief	der DIN	der DIN der DINs
datief	der DIN	den DIN den DINs
accusatief	die DIN	die DIN die DINs

Eigennaam

DIN o

1. (techniek) DIN, Duitse instituut voor normalisatie

Verbuiging

	enkelvoud	meervoud
nominatief	das DIN	–
genitief	des DIN	–
datief	dem DIN	–
accusatief	das DIN	–

Overerving en ontlening

• universeel taalgebruik: DIN
• Nederlands: DIN