pad

Nederlands

Uitspraak

• [A, B, C] amfibie; smalle weg; bevestigingspunt
  • Geluid:  pad    (hulp, bestand)
  • IPA: / pɑt / (1 lettergreep)
• [D] kussentje; computer
  • Geluid:  pad    (hulp, bestand)
  • IPA: / pɛt / (1 lettergreep); /pɛːt/

Woordafbreking

• pad

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘weg’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240
• [A] van Middelnederlands padde
• [B] van Middelnederlands pat en Oudnederlands path
• [C] via Engels pad "stootkussen" van Frans patte "poot"
• [D 1] in het Nederlands de verkorte vorm van koffiepad, samenstelling van koffie en het Engels pad, in de betekenis "stootkussen";
• [D 2] in het Nederlands de verkorte vorm van iPad, deels afgeleid van het Engels pad, in de betekenis "schrijfblok",

[A] pad: kikker

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	pad	padden
verkleinwoord	padje	padjes

Zelfstandig naamwoord

[A] pad v

1. (dierkunde), Sjabloon:amfibieën Bufonidae  een kikker met een gedrongen lichaamsbouw en ruwe huid die een orgaan van Bidder bezit
2. Sjabloon:amfibieën Bombinatoridae  en Pelobatidae  vuurbuik- en knoflookpadden die veel op [1] gelijken

Hyperoniemen

• amfibie

Hyponiemen

• knoflookpad, reuzenpad, rugstreeppad, vroedmeesterpad, zadelpad

Afgeleide begrippen

• paddenbloem, paddengif, paddengift, paddenpoel, paddensteen, paddenstoel, paddentrek, paddentunnel, paddenvergif, padhagedis

Vertalingen

    1. een kikker met een gedrongen lichaamsbouw en ruwe huid die een orgaan van Bidder bezit   

Bosnisch: krastača (bs) v Duits: Kröte (de) v Engels: toad (en) Fins: rupikonna (fi) Frans: crapaud (fr) m Galicisch: sapo (gl) m Hebreeuws: קרפדה (he) v, גועל (he) Hongaars: varangy (hu), varangyos béka (hu) Italiaans: rospo (it) m Japans: ひきがえる (ja)

Litouws: rupūžė (lt) v Noors: padde (no) g Nynorsk: padde (nn) v Oudnoords: padda v Pools: ropucha (pl) v Russisch: жаба (ru) v Spaans: sapo (es) m Welsh: llyffant (cy) m Zweeds: padda (sv)

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

---

[B] pad: smalle weg

[B]	enkelvoud	meervoud
naamwoord	pad	paden
verkleinwoord	paadje	paadjes

Zelfstandig naamwoord

[B] pad o

1. (verkeer) een smalle weg of voetweg

   • Op het pad in het bos kwam Roodkapje de wolf tegen. 

2. (figuurlijk) weg of traject in algemene zin, de manier waarop iets bereikt of verwezenlijkt wordt of zou kunnen worden

   • Het pad naar perfectie. 

   ▸ Op Utrecht Centraal is het ongewoon rustig tijdens de ochtendspits deze vrijdag. Veel mensen geven gehoor aan de oproep zoveel mogelijk thuis te blijven vanwege het coronavirus, maar niet iedereen. Wie zijn de mensen die toch op pad gaan en waarom?

Synoniemen

• [1] wegel
• [2] traject, weg

Hyperoniemen

• weg

Hyponiemen

   

achterpad bergpad (1) bijpad binnenpad blotevoetenpad boevenpad bospad (1) cordonpad dievenpad donderdagpad donderpad fietspad (1) gangpad (1) geitenpad = grindpad hazenpad jaagpad (1) kerkenpad kerkpad knuppelpad kruimelpad laarzenpad levenspad lijnpad looppad middenpad natuurpad okselpad = oorlogspad oosterscheldepad overnamepad overpad pelgrimspad reactiepad (2) rijpad rijwielpad ruiterpad schelpenpad schildpad sintelpad slingerpad tegelpad = tijdpad toepad treinpad trekpad tuinpad (1) voetpad (1) wagenpad wandelpad (1) wildpad (1) zandpad zebrapad zeepad zijpad zoekpad

Afgeleide begrippen

• padafhankelijkheid, padintegraal, padvinder, padvindster

Vertalingen

    1. een smalle weg of voetweg   

Afrikaans: wandelpad (af) Deens: sti (da) Duits: Pfad (de) m, Fußweg (de) m Engels: path (en), pathway (en) Esperanto: vojeto (eo) Faeröers: gøta (fo) Fins: polku (fi) Frans: sentier (fr) m

Fries: paad (fy) Italiaans: sentiero (it) m Portugees: atalho (pt), senda (pt), vereda (pt), beco (pt), trilho (pt) Siraya: daran, raran, raan Spaans: sendero (es) m Swahili: njia (sw) Tsjechisch: cestička (cs) Zweeds: gång (sv), stig (sv), stråt (sv)

    2. weg of traject in algemene zin, de manier waarop iets bereikt of verwezenlijkt wordt of zou kunnen worden   

Engels: path (en), way (en)

Hyponiemen

• [1] fietspad, tuinpad, jaagpad, wildpad, bergpad, bospad, gangpad, voetpad, voetgangerspad, wandelpad, bergpad
• [2] reactiepad

Afgeleide begrippen

• [1] padvinder
• [2] padafhankelijkheid

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

---

[C] pad: uitvaleinde

[C]	enkelvoud	meervoud
naamwoord	pad	padden
verkleinwoord	padje	padjes

Zelfstandig naamwoord

[C] pad v/m

1. (techniek) deel van een fietsframe, aan het uiteinde van de voor- of achtervork, waaraan de wielas wordt bevestigd
2. (techniek) een bevestigingspunt aan een wagenas waaraan de (schokbreker van de) koets of laadbak wordt bevestigd

Synoniemen

• [1] pat, uitvaleinde

Afgeleide begrippen

• [2] padbreedte, padmaat

Vertalingen

    1. deel van een fietsframe   

Duits: Ausfallende (de) Engels: dropout (en)

Italiaans: portamozzo (it) m

    2. onderdeel van een wagenas   

Engels: spring support (en)

Frans: appui de ressort (fra) m

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

---

[D-1] pad: kussentje met koffie

[D-2] pad: platte computer

[D]	enkelvoud	meervoud
naamwoord	pad	pads
verkleinwoord	padje	padjes

Zelfstandig naamwoord

[D] pad m

1. koffiepad, een klein kussentje gevuld met gemalen koffie waarmee met in een daarvoor geschikt koffiezetapparaat een kleine hoeveelheid koffie kan zetten.

   • De pads van dit merk koffie passen niet in elk koffiezetapparaat. 

2. (elektronica) een platte computer die vrijwel alleen bestaat uit een aanraakbaar beeldscherm

   • Op een pad kun je tekst invoeren via een toetsenbord dat op het beeldscherm wordt getoond. 

Synoniemen

• [2] tablet

Hyperoniemen

• [2] computer

Hyponiemen

• [1] coffeepad, koffiepad, theepad
• [2] iPad, gamepad, touchpad, trackpad

Afgeleide begrippen

• [1] padkoffiezetapparaat

Gangbaarheid

• Het woord pad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pad" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Afrikaans

Uitspraak

• geluid

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	pad	paaie

Zelfstandig naamwoord

pad

1. weg

   «Temperature herstel van vandag af en die son steek sy kop uit, het die weerdiens gister gesê ná ’n naweek van chaos op die paaie.»

   Temperaturen herstellen zich vanaf vandaag en de zon laat zich zien, zei de weerdienst gisteren na een weekeinde van chaos op de wegen.

Engels

enkelvoud	meervoud
pad	pads

Zelfstandig naamwoord

pad

1. blocnote, schrijfblok
2. platform
3. stootkussen
4. muismat

vervoeging
onbepaalde wijs	to  pad
he/she/it	pads
verleden tijd	padded
voltooid deelwoord	padded
onvoltooid deelwoord	padding
gebiedende wijs	pad

Werkwoord

pad

1. opvullen