berucht
Uiterlijk
- be·rucht
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | berucht | beruchter | beruchtst |
verbogen | beruchte | beruchtere | beruchtste |
partitief | beruchts | beruchters | - |
berucht
- om slechte redenen bekend staand
- Mijn buurman is berucht in het hele dorp.
1. om slechte redenen bekend staand