Naar inhoud springen

Sidronius Hosschius

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Sidronius Hosschius

Sidronius Hosschius (Merkem, 1596 - Tongeren, 4 september 1653) (oorspronkelijk: Syderoen De Hossche) was een letterkundige en dichter.

Als zoon van een eenvoudig schaapherder studeerde aan het Jezuïetencollege te Ieper en vervolgens filosofie aan de Universiteit van Dowaai. In 1616 trad hij toe tot de orde der Jezuïeten te Mechelen. In 1620 verhuisde hij naar 's-Hertogenbosch, waar hij letteren aan novicen doceerde. In 1623 ging hij theologie studeren aan de Universiteit van Leuven. In 1628 kwam hij terug in 's-Hertogenbosch en kreeg de leiding over de novicen toevertrouwd. Doch de stad werd in 1629 veroverd door Frederik Hendrik en Hosschius moest uitwijken naar Gent. In 1634 begon hij met dichten, waarmee hij spoedig beroemdheid verwierf. Hij schreef voornamelijk elegiën, waarin vooral de natuur, God en het antieke Rome werd geprezen. Hosschius dichtte in het Latijn.

In 1647 werd hij door landvoogd Leopold Willem aangesteld als hofmeester. Ook werd hij overste van het Jezuïetencollege te Tongeren, in welke stad hij ook overleed.