Naar inhoud springen

Luxemburgs

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Luxemburgs, Letzeburgs
Lëtzebuergesch
Gesproken in Luxemburg, Duitsland, Frankrijk, België
Sprekers ca. 390.000[1]
Rang niet in de top 100
Taalfamilie
Alfabet Latijns
Officiële status
Officieel in
Taalorganisatie Conseil Permanent de la Langue Luxembourgeoise (CPLL)
Taalcodes
ISO 639-1 lb
ISO 639-2 ltz
ISO 639-3 ltz
Verspreidingsgebied van de Luxemburgse taal (gearceerd) en daaraan gerelateerde Moezelfrankische dialecten.
Verspreidingsgebied van de Luxemburgse taal (gearceerd)
en daaraan gerelateerde Moezelfrankische dialecten.
Portaal  Portaalicoon   Taal

Luxemburgs of Letzeburgs (Lëtzebuergesch) is een taal[2] die in ruimere zin – als variant binnen het Moezelfrankisch – wordt gesproken in het Groothertogdom Luxemburg, rond Aarlen (Frans: Arlon, Luxemburgs: Arel), en in het noorden van Lotharingen, rond Thionville (Luxemburgs: Diddenuewen). In deze gebieden samen spreken ongeveer 300.000 personen Luxemburgs. Daarnaast wordt de taal in België rond Sankt Vith (Luxemburgs: Zënt-Vaït) gesproken, in het oostelijk deel van de Belgische provincie Luxemburg en in een klein stuk van Duitsland, namelijk de westelijke Eifel, rond Bitburg (Luxemburgs: Béibreg). Deze taal heet in Luxemburg Lëtzebuergesch en wordt door de inheemse bevolking van het Groothertogdom Luxemburg in het dagelijks leven als omgangstaal gebruikt en door een aanzienlijk deel van de daar woonachtige buitenlanders verstaan. In Luxemburg is de taal als algemene omgangstaal en als officiële taal erkend, nochtans in die functie weinig gebruikt. Het Luxemburgs is buiten Luxemburg in en rond Aarlen en Thionville alleen bij de oudere generatie nog in onderling gebruik.

Door de onaangename herinneringen aan de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog willen veel Luxemburgers hun taal geen Duits dialect meer noemen. Zij vinden dat Luxemburgs als een aparte taal moet worden beschouwd en hebben daarvoor de erkenning gekregen. De schrijfwijze van het Luxemburgs, die taalhistorisch bij het Duits zou moeten aansluiten, is daarom na de oorlog aangepast aan de Franse klankweergave, zie de voorbeelden hieronder. Nu zijn de verschillen met het Hoogduits inderdaad zo groot dat wie alleen Hoogduits kent (grote) moeite heeft om Luxemburgs te verstaan. Aan de andere kant zijn de verschillen tussen Luxemburgs en Hoogduits geringer dan tussen bijvoorbeeld de standaardtalen Nederlands (een vorm van Nederfrankisch) en Duits (eigenlijk een gestandaardiseerde vorm van Hoogduits). Zelfstandige naamwoorden worden in het Luxemburgs met een hoofdletter geschreven.

Classificatie

[bewerken | brontekst bewerken]
– Het Duitse taallandschap –
De periferie van het Duits

Het Luxemburgs is een Middelduitse en daarmee ook Hoogduitse variëteit van Middelfrankische stam. Sommige classificaties brengen het onder bij het Moezelfrankisch. Samen met het Ripuarisch en het Rijnfrankisch vormt het Moezelfrankisch de westelijke groep van de Middelduitse dialecten. Het Luxemburgs heeft vele eigenaardigheden, zowel op het niveau van de woordenschat als dat van de syntaxis. Bovendien is het sterk beïnvloed door een Romaans superstraat: ongeveer 5.000 woorden van Franse oorsprong zijn opgenomen in het Luxemburgs.

De oostelijke grens van het Luxemburgse taalgebied is de isoglosse of klankgrens op/auf (de zogenaamde Bad Hönninger linie, een klankverschuiving op het woordeinde die het Luxemburgse Frankisch onderscheidt van het Moezelfrankisch). In het zuiden en het westen grenst het Luxemburgs aan Romaanse talen (Lotharings en Waals).

Klankverschuivingen: het Luxemburgse taalgebied ligt in de zogenaamde "Rheinische Fächer" (Rijnlandse waaier; zie ook artikel: Benrather Linie), een in het westen van het Duitse taalgebied gelegen, vrij brede overgangszone tussen de Hoogduitse dialecten enerzijds en de Laagduitse (en Nederlandse) dialecten anderzijds. Onderstaande tabel toont de positie van het Luxemburgs ten opzichte van de belangrijkste isoglossen (klankgrenzen). Het Standaardnederlands en -duits fungeren als ijkpunten. Respectievelijk zijn zij een voorbeeld van een variant die geen enkele van deze klankverschuivingen heeft ondergaan en één die ze allemaal heeft ondergaan. Het Kölsch, dat nauw aan het Luxemburgs verwant is, is een vorm van Ripuarisch en daarmee eveneens een Middelfrankische variant.

Tabel met verschillende linies in het Luxemburgs met hun (taalkundige) kenmerken
ligging Nederlands Limburgs (Midden en Zuid: Weert, Roermond, Sittard, Maastricht, Heerlen) Ripuarisch (Limburgs Zuid-Oost: Kerkrade, Vaals) Ripuarisch: Keuls Luxemburgs Duits
ten zuiden van de Uerdinger linie (ik > ich) ik ich of iech iech of iesj iech of iesj ech ich
de Benrather linie (maken > machen) maken make maache maache maachen machen
de Bad Honnefer linie (dorp > Dorf) dorp Dörp Dörp Dörp Duerf Dorf
doorkruist door de Linzer linie (tussen > zwischen) tussen tussche(tösje) zwösche (tswösje) zwesche tëschent (noorden)
zwëschent (zuiden)
zwischen
ten noorden van de Bad Hönninger linie (op > auf) op op op op op auf
de Bopparder linie (korf > Korb) korf Korrev of Kurrev Korrev of Kurrev Korv Kuerf Korb
de Sankt Goarer linie (dat > das) dat dat of det dat dat dat das
de Speyerer linie (appel > Apfel) appel Appel Appel Appel Apel Apfel

Luxemburgse varianten worden in twee landen gesproken (Luxemburg en België), daardoor hebben ze hun eigen kenmerken gekregen. Vooral in Luxemburg zelf is er sprake van dialectverschillen.

Luxemburgs in Luxemburg

[bewerken | brontekst bewerken]

In Luxemburg heeft het Luxemburgs in 1984 de status van officiële taal gekregen. Het is een van de drie officiële talen van Luxemburg, naast het Duits en het Frans. 250.000 mensen hebben het Luxemburgs als eerste taal, ongeveer 50.000 als tweede taal. Het is voor de meeste Luxemburgers de moedertaal en speelt een grote rol in de media, het onderwijs en het openbaar bestuur op lager en lokaal niveau. In het hoger onderwijs en de politiek domineert het Frans. In de overige, formelere, sectoren van het openbare leven wordt daarnaast ook het Duits gebruikt, maar dan vooral als geschreven taal. Het Luxemburgs dient in het algemeen als informele omgangstaal.

In tegenstelling tot veel andere minderheidstalen, waarvan het gebruik door jongere generaties vaak sterk terugloopt, handhaaft het Luxemburgs zich goed. In sommige opzichten breidt het gebruik zich zelfs uit: zo wordt in het Luxemburgse parlement geleidelijk aan vaker Luxemburgs gesproken. Daar staat tegenover dat door het grote aantal Franstalige buitenlanders het Luxemburgs vooral in de hoofdstad terrein verliest aan het Frans. Het Luxemburgs speelt geen rol bij de verschillende Europese instellingen waar het Frans en Engels, en in mindere mate het Duits, domineren. De regering heeft aan het Luxemburgs wel een centrale rol toebedeeld in het verwerven van de Luxemburgse nationaliteit. Naast een burgerschapstest dient de aanvrager ook een taaltest van het Luxemburgs af te leggen, de zogenaamde Sproochentest. Het niveau dat dient behaald te worden, komt overeen met een niveau B1.

Luxemburgs in België

[bewerken | brontekst bewerken]
– Het Waalse taallandschap –
De streektalen van Wallonië

In Land van Aarlen, rond de Belgische stad Aarlen (Arlon) wordt van oudsher Luxemburgs gesproken. Het gebruik van de taal zou echter beginnen teruglopen vanaf het midden van de 19e eeuw, eerst in Aarlen zelf dat door zijn rol als provinciehoofdstad een instroom kreeg van eentalig Franssprekenden (ambtenaren, militairen, spoorwegpersoneel etc) en de rol van het Frans als enige officiël taal, vanaf 1880 ook in de gemeenten Aubange en Athus door inwijking van arbeiders voor de staalindustrie die toen ontstond. In de landelijke dorpen bleef het Luxemburgs ondertussen gesproken door de overgrote meerderheid van de bevolking. De grote terugval kwam er als gevolg van de Duitse oorlogsmisdaden en bezettingen tijdens beide wereldoorlogen. Vele inwoners wensten op basis van hun Luxemburgs taalgebruik niet geassocieerd te worden met het Duits of Duitsland wat tot uiting kwam in de resultaten van de laatst gehouden talentelling in 1947. De oprichting in 1976 van de vereniging Arelerland a Sprooch, de erkenning van het Luxemburgs als officiële taal in het Groothertogdom in 1984 en de economische bloei in het buurland hebben voor een zekere kentering gezorgd. In 1990 heeft de Franse Gemeenschap het Luxemburgs onder de naam Francique (Frankisch) als regionale taal erkend, zonder dat dit echter geleid heeft tot het toekennen van enige rechten voor het gebruik ervan in het openbaar leven (administratie, onderwijs etc.) Op gemeentelijk vlak zijn er een aantal stappen gezet zoals het invoeren van tweetalige straatnaambordjes (Frans en Luxemburgs). Vele van de Belgische grensarbeiders die dagelijks naar Luxemburg pendelen hebben ondertussen gebruik gemaakt van de taalopleiding die door Arelerland a Sprooch georganiseerd worden om de taal onder de knie te krijgen.

Interne variatie

[bewerken | brontekst bewerken]

Het Luxemburgs kent verschillende dialectvormen, waaronder het Areler (rond Aarlen), Eechternoacher (Echternach), Kliärrwer (Clervaux), Miseler (de Moezel), Stater (Luxemburg), Veiner (Vianden), Minetter (in het zuiden van Luxemburg) en Weelzer (rond Wiltz). Tussen dorpen kunnen er ook (kleinere) woordenschat- en klankverschillen optreden.

De toenemende mobiliteit van de bevolking en het taalgebruik op radio en televisie leiden ertoe dat het Luxemburgs langzaamaan gestandaardiseerd wordt door de vorming van een Lingua Franca.

Standaardisatie

[bewerken | brontekst bewerken]
Tweetalig Frans-Luxemburgs straatnaambord

Sinds het midden van de 19e eeuw zijn er verschillende voorstellen gedaan om de spelling van het Luxemburgs te standaardiseren. Geen van deze systemen was officieel erkend, tot de "OLO" (ofizjel lezebuurjer ortografi) aangenomen werd op 5 juni 1946.[3][4] Deze spelling bood een raamwerk waarbinnen sprekers van alle Luxemburgse variëteiten de woorden konden schrijven zoals ze die zelf uitspraken, eerder dan een enkelvoudige standaardspelling voor elk woord op te leggen. De regels verwierpen uitdrukkelijk verscheidene elementen van de Duitse spelling (bijvoorbeeld het gebruik van "ä" en "ö"[5] en hoofdletters voor zelfstandige naamwoorden). Op dezelfde manier werden er nieuwe beginselen uitgewerkt voor de spelling van Franse leenwoorden.

  • fiireje, rééjelen, shwèzt, veinejer (vgl. Duits vorigen, Regeln, schwätzt, weniger)
  • bültê, âprê, Shaarel, ssistém (vgl. Frans bulletin, emprunt, Charles, système)

Deze voorgestelde spelling verschilde zodanig van de bestaande "buitenlandse" standaarden waarmee de bevolking vertrouwd was, dat ze nooit algemene steun verwierf.

Een meer succesvolle standaard kwam voort uit het werk van het comité van specialisten dat belast was met het opstellen van het Luxemburger Wörterbuch, in vijf volumes uitgebracht tussen 1950 en 1977. Bij de naoorlogse spellingsstandaardisatie werd in eerste instantie gekozen voor een spelling die zich tegenover die van het Hoogduits profileerde en aansluiting zocht bij het Frans. De spellingconventies die aangenomen werden voor dit decennia durende project, legden de basis voor de standaardspelling die officieel werd op 10 oktober 1975.[6] Enkele aanpassingen aan deze standaard werden voorgesteld door het Conseil permanent de la langue luxembourgeoise en officieel aangenomen bij de spellinghervorming van 30 juli 1999.[7][8] Een gedetailleerde uitleg bij de huidige Luxemburgse spelling kan men vinden in Schanen & Lulling (2003).

Verschillen tussen Luxemburgs en Hoogduits

[bewerken | brontekst bewerken]

Het Luxemburgs wijkt van het Hoogduits af door

  1. een aantal klankverschuivingen
  2. de vele Franse leenwoorden
  3. enkele grammaticale verschillen

Klankverschuivingen

[bewerken | brontekst bewerken]

Klankverschuivingen: het Luxemburgse taalgebied ligt in de zogenaamde "Rheinische Fächer" (Rijnlandse waaier), een in het westen van het Duitse taalgebied gelegen, vrij brede overgangszone tussen de Hoogduitse dialecten enerzijds en de Laagduitse (en Nederlandse) dialecten anderzijds.

De meeste medeklinkerverschuivingen van de Hoogduitse dialecten komen in het Luxemburgs ook voor.

Bijvoorbeeld: Waasser in plaats van water, ech in plaats van ik, zéng (uitgespr. tseng) in plaats van tien

Maar de verschuiving van p naar pf heeft het Luxemburgs niet meegemaakt: Päerd in plaats van Pferd (ook in Limburgs: Päerd) – Appel in plaats van Apfel

Ook bestaan er veel klinkerverschuivingen tussen Hoogduits en Luxemburgs.

  • "Nuecht" (spr. uit: Noe-esjt) in plaats van "Nacht"
  • "Owend" in plaats van "Abend" (Limburgs: "Ovvend" of "Aovend")
  • "Kierch" in plaats van "Kirche"
  • "iwwer" in plaats van "über" (Limburgs: "uvver", "euver" of "uuëver")

Franse leenwoorden

[bewerken | brontekst bewerken]

Sommige Franse leenwoorden zijn op een merkwaardige manier verbasterd, zoals Präbeli (parapluie).

Hoewel er ook in de dagelijkse spreektaal veel Franse leenwoorden voorkomen, zijn die wel heel erg talrijk in het taalgebruik van de politici:

Bijvoorbeeld:

D'Projet de Loi ass vun der Chamber votéiert gin — Het wetsvoorstel is door de kamer goedgekeurd

(vergelijk: Le projet de loi a été voté par la Chambre)

Grammaticale verschillen

[bewerken | brontekst bewerken]

De belangrijkste grammaticale verschillen met het Hoogduits:

  1. het Luxemburgs kent geen genitivus. In plaats van "Das Haus meines Vaters" zegt men in het Luxemburgs ofwel "D'Haus vu mengem Papp" ofwel "Mengem Papp säin Haus" (mijn vader zijn huis)
  2. met uitzondering van een twaalftal van de meest gebruikte werkwoorden kent het Luxemburgs geen onvoltooid verleden tijd. In plaats daarvan wordt de voltooid tegenwoordige tijd gebruikt. Dit is een kenmerk dat Luxemburgs deelt met de Zuidwest-Duitse dialecten (Elzassisch, Zwabisch, Zwitserduits). Ook het Afrikaans en het Jiddisch hebben dit kenmerk.
    ik werk — ech schaffen (Limburgs: Ich/iech sjaf (schaff, Duitse schrijfwijze))
    ik werkte — ech hunn geschafft (limburgs: ich hub gesjaf)
  3. om de passieve vorm weer te geven, gebruikt het Luxemburgs niet zoals in het Nederlands of Hoogduits het hulpwerkwoord "worden" ("werden"), maar het werkwoord "ginn" ("geven"/"geben").
Zesumme fir iech (Samen voor jullie) op een Luxemburgse politieauto.

In het Luxemburgs wordt op een bijzondere manier met het zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en werkwoorden omgegaan.

Zelfstandig naamwoord

[bewerken | brontekst bewerken]

Omdat het Luxemburgs veel verwantschap heeft met het Duits, heeft het een naamvallensysteem. Daarbij spelen de geslachten een rol, net zoals in vele Zuid-Nederlandse streektalen en Duits.

Luxemburgs straatnaambord in Biwer

Zoals het Duits kan het Luxemburgs naamvallen aangeven door het lidwoord den/en, het aanwijzend of bezittelijk voornaamwoord, bijvoorbeeld mäin ("mijn"; Duits: mein), dësen ("deze"; Duits: diesen), keen ("geen"; Duits: kein), of door een bijgesteld adjectief. In het Luxemburgs zijn er nog drie naamvallen in gebruik: de accusatief, die – zoals in het Nederlands – de functie van de nominatief heeft overgenomen, de datief en – in sommige vaste uitdrukkingen – de genitief. De nominatief leeft voort in de persoonlijke voornaamwoorden en in enkele versteende naamwoordgroepen, zoals der Däiwel ("de duivel") of eisen Härgott ("onze Heer God"). Als men bij andere woordsoorten over "nominatief" spreekt, dan is dat uit het oogpunt van de historische grammatica een accusatief.

Aangezien de genitief niet uitgedrukt wordt, drukt men bezitsrelaties – zoals in het Nederlands – uit met een omschrijving. Concreet gaat het om een combinatie van een datief en een bezittelijk voornaamwoord. In het Duits wordt dit procedé Genitivumschreibung genoemd, in het Engels periphrastic genitive. Het komt ook voor in spreektalig en dialectaal gekleurd Duits en Nederlands. Enkele zeldzame uitzonderingen waarin de genitief bewaard is, omvatten:

  • Ufanks der Woch ("in het begin van de week"; Limburgs: "Aanvank van de waek (woche/weisj Kerkrade/Vaals)"; Duits: Anfang der Woche)
  • Enn des Mounts ("op het einde van de maand"; Limburgs: "Enj van de Moantj"; Duits: Ende des Monats)

Een voorbeeld van de Genitivumschreibung is de volgende woordgroep:

  • dem Mann säi Buch ("het boek van de man / de man z'n boek")

Een bijzonderheid van het Luxemburgs is de frequente aanvulling van familienamen met een -s, -sen of -schen als ze voor een voornaam staan, waardoor een genitiefconstructie gemaakt wordt. Deze vorm is ook in het Duits vrij gebruikelijk, althans in verheven taalgebruik.

Het enkelvoud is steeds ongemarkeerd, dat wil zeggen er is alleen een meervoudsuitgang, maar geen enkelvoudsuitgang. In het meervoud maakt men geen onderscheid tussen de geslachten.

Zoals in het Duits en in vele (vooral zuidelijke) Nederlandse streektalen drukken de Luxemburgse lidwoorden drie geslachten uit: mannelijk (den), vrouwelijk (d’) en onzijdig (d’). Het grammaticale geslacht van leenwoorden is in het Luxemburgs meestal gelijk aan dat van het overeenkomende woord in de brontaal, bijvoorbeeld d’ Gare ("het station"; Frans: la gare). Erfwoorden hebben normaal hetzelfde geslacht als in het Duits en Nederlands d’ Bréck ("de brug"; Duits: die Brücke). Net als in andere talen stemt het grammaticaal geslacht niet noodzakelijk overeen met het natuurlijk geslacht. Een handig hulpmiddel kan het Duits zijn, aangezien Duitse woorden die op een -e eindigen, meestal vrouwelijk zijn: d’Kaz ("de kat"; Duits: die Katze), d’Bei ("de bij"; Duits: die Biene), d’Blumm ("de bloem"; Duits: die Blume).

Voornaamwoorden

[bewerken | brontekst bewerken]
Tweetalig Frans-Luxemburgs bord in het Belgische Martelange

In onderstaande tabel staan de persoonlijke voornaamwoorden. Merk op dat hier het onderscheid nominatief-accusatief behouden blijft. De vormen tussen haakjes zijn de onbeklemtoonde vormen.

nominatief accusatief datief
1 enk. ech mech mir (mer)
2 enk. du (de) dech dir (der)
3 enk. m. hien (en) hien (en) him (em)
3 enk. v. si (se) si (se) him (er)
3 enk. o. hatt (et) hatt (et) him (em)
1 mv. mir (mer) äis/eis äis/eis
2 mv. dir (der) iech iech
3 mv. si (se) si (se) hinnen (en)

Vergelijk het voor de aardigheid met het Zuid-Limburgs. Vooral nominatief en accusatief vertonen veel overeenkomst met Luxemburgs:

nominatief accusatief datief
1 enk. ich mich mich
2 enk. doe (te/de) dich dich [doe in Limburgs=du in Luxemburgse schrijfstijl]
3 enk. m. hae (er) häöm ('m) häöm ('m)
3 enk. v. zie (ze) zie (ze) häör ('r/d'r) [zie in Limburgs = si in Luxemburgs]
3 enk. o. hut (ut) hut (ut) hut (ut) ['hut' in Limburgs = nagenoeg hatt in Luxemburgs]
1 mv. vier (v'r) os/oos os/oos
2 mv. gier (g'r) uch uch
3 mv. zie (ze) hun hun

De 2e persoon meervoud wordt ook gebruikt als een beleefdheidsvorm (zoals het Franse vous, zie ook tutoyeren); in dat geval wordt het voornaamwoord met een hoofdletter geschreven. Naar vrouwen en meisjes kan ook verwezen worden met vormen van het onzijdige (!) voornaamwoord hatt:

  • Dat ass d'Nathalie. Hatt ass midd, well et vill a sengem Gaart geschafft huet. ("Dat is Natalie. Zij is moe omdat ze veel in haar tuin gewerkt heeft.")

Onderstaande twee tabellen geven een overzicht van de lidwoorden en de belangrijkste voornaamwoorden.

nominatief/accusatief
enkelvoud meervoud
mannelijk onzijdig vrouwelijk
bepaald lidwoord den d
aanw. vnw. (die) deen dat déi
aanw. vnw. (deze) dësen dëst dës
onbepaald lidwoord en eng
ontkennend onbep. vnw. keen keng
mann./onzijd. bezitt. vnw. säin seng
vrouw./mv. bezitt. vnw. hiren hiert hir
datief
enkelvoud meervoud
mannelijk onzijdig vrouwelijk
bepaald lidwoord dem der den
aanw. vnw. (die) deem där deenen
aanw. vnw. (deze) dësem dëser dësen
onbepaald lidwoord engem enger
ontkennend onbep. vnw. kengem kenger kengen
mann./onzijd. bezitt. vnw. sengem senger sengen
vrouw./mv. bezitt. vnw. hirem hirer hiren

Bijvoeglijke naamwoorden

[bewerken | brontekst bewerken]
Plaatsnaambord van Luxemburg-stad in het Frans en het Luxemburgs

Bij het bijvoeglijke naamgebruik in het Luxemburgs spelen ook attributief en predicatief een aparte rol. Ook wordt er anders omgegaan met de vergrotende en verkleinende trap.

Predicatief en attributief gebruik

[bewerken | brontekst bewerken]

De morfologie van het Luxemburgs onderscheidt twee gebruiken van het bijvoeglijk naamwoord: attributief en predicatief. Predicatieve adjectieven staan steeds bij een koppelwerkwoord (zoals sinn, "zijn") en krijgen geen extra uitgang:

  • De Mann ass grouss. (mannelijk; "De man is groot."; Limburgs: "De man is groeët.");
  • D'Fra ass grouss. (vrouwelijk; "De vrouw is groot.");
  • D'Meedchen ass grouss. (onzijdig; "Het meisje is groot.");
  • D'Kanner si grouss. (meervoud; "De kinderen zijn groot."; Limburgs: "De kènjer zint groeët.").

Attributieve adjectieven staan voor het zelfstandig naamwoord dat ze beschrijven en krijgen een andere uitgang naargelang hun grammaticaal geslacht, getal en naamval:

  • de grousse Mann (mannelijk);
  • déi grouss Fra (vrouwelijk);
  • dat grousst Meedchen (onzijdig);
  • déi grouss Kanner (meervoud).

Merk op dat het bepaald lidwoord verandert wanneer er een attributief adjectief op volgt: vrouwelijk d' wordt déi (of di), onzijdig d' wordt dat en meervoud d' wordt déi.

Trappen van vergelijking

[bewerken | brontekst bewerken]
Tweetalig Frans-Luxemburgs bord in het Belgische Attert
Tweetalige plaquette Luxemburgs-Frans aan het station van Luxemburg

De vergrotende trap wordt in het Luxemburgs meestal analytisch gevormd, dit wil zeggen dat het bijvoeglijk naamwoord in de regel onveranderd blijft (en dus geen -er krijgt, zoals in het Nederlands of Duits). Hij wordt daarentegen gevormd wordt door méi ("meer") voor de stellende trap te plaatsen (bijvoorbeeld schéinméi schéin):

  • Lëtzebuerg ass méi schéi wéi Esch. ("Luxemburg is mooier dan Esch."). (Limburgs: "Luxemburg is sjoeëner/sjonder wie Esch.")

Een uitzondering hierop vormen enkele versteende comparatieven, die niet meer aangevuld worden als trappen van vergelijking:

  • eng eeler Dame ("een oudere dame");
  • eng gréisser Firma ("een grotere / vrij grote firma").

De Overtreffende trap daarentegen wordt gewoonlijk synthetisch gevormd met de uitgang -st(en) (bijvoorbeeld schéinschéinst). In attributieve positie gebruikt men uiteraard het beklemtoonde bepaald lidwoord en wordt de overtreffende trap verbogen:

  • dee schéinste Mann ("de mooiste man"); (Limburgs: "de(r) sjoeënste man")
  • déi schéinst Fra ("de mooiste vrouw").(Limburgs: "de sjonste vrouw, 't sjonste vrommesj")

Het predicatieve gebruik van de overtreffende trap herhaalt ofwel de attributieve structuur ofwel omvat het de bijwoordelijke constructie am + -sten (bv. schéinam schéinsten), die ook in het Duits bestaat:

  1. Lëtzebuerg ass dee schéinsten / deen allerschéinsten. ("Luxemburg is de mooiste / de allermooiste."; Limburgs: "Luxemburg is de(r)(aller)sjonste"; Brabants: "Luxemburg ist allerschonst"; West-Zeeuwschvlaams: "Luxemburg ist allerschoêhste"; Z.O.-Zeeuwschvlaams: "Luxemburg ist allerschuujhste"; Duits: Luxemburg ist der (aller)schönste.);
  2. Lëtzebuerg ass am schéinsten. ("Luxemburg is het mooist."; Limburgs: "luxemburg is op zien sjonst."; Duits: Luxemburg ist am schönsten.)

Sommige veel gebruikte bijvoeglijke naamwoorden hebben bijzondere trappen van vergelijking:

  • gutt, besser, am beschten ("goed, beter, best"; Duits: gut, besser, am besten);
  • vill, méi, am meeschten ("veel, meer, meest"; Limb: "väöl, mieë, meist"; Duits: viel, mehr, am meisten);
  • wéineg, manner, am mannsten ("weinig, minder, minst"; Duits: wenig, weniger/minder, am wenigsten/mindesten).

Hierbij een opsomming van hoe het Luxemburgs omgaat met regelmatige en onregelmatige werkwoorden. Onderstaande een model hoe er met de regelmatige werkwoorden omgesprongen moet worden. Hetzelfde vindt plaats in het Limburgs.

persoon uitgang
ech (ik) infinitief
du (jij) stam + s
hien, si, hatt (hij, zij, het) stam + t
mir (wij) infinitief
dir (jullie) stam + t
si (zij) infinitief

Regelmatige werkwoorden

[bewerken | brontekst bewerken]

De vervoeging van regelmatige werkwoorden in het Luxemburgs lijkt erg op die van het Duits. Let erop dat de spelling stam – zoals in het Duits – altijd onveranderd blijft (dus: gewannen "winnen" → gewannt "wint"). Zoals bij de lidwoorden geldt de Eifeler regel: als het volgende woord begint met een medeklinker die niet h, n, d, z, ou t is, verdwijnt de eind-n. In de onderstaande tabel, twee veel voorkomende werkwoorden.

wunnen ("wonen") drénken ("drinken")
ech wunnen drénken
du wunns drénks
hien, si, hatt wunnt drénkt
mir wunnen drénken
dir wunnt drénkt
si wunnen drénken

Onregelmatige werkwoorden

[bewerken | brontekst bewerken]

In de onderstaande tabel, twee veel voorkomende werkwoorden met onregelmatige werkwoorden.

sinn ("zijn") hunn ("hebben")
ech sinn hunn
du bass hues
hien, si, hatt ass huet
mir sinn hunn
dir sidd hutt
si sinn hunn

Ook hier weer interessant om de overeenkomst met het Limburgs te zien:

sinn ("zijn") hunn ("hebben")
ich bin hub/han
doe [doe=du, enkel verschil schrijfwijze] bis hubs/has
hae, zie [zie=si], ut is haet
vier zint [zint=sint] hubbe/hant
gier zit hubt/hant
zie [zie=si] zint hubbe/hant

Er bestaat ook een kleine literatuur in de Luxemburgse taal, die overigens wel groeiende is. Als klassiek werk bij uitstek geldt een (aan de maatschappelijke en politieke toestanden van het Luxemburg van het midden van de 19e eeuw refererende) bewerking van het verhaal van de Vos Reinaarde: "De Rénert" van Michel Rodange.

Duits in Luxemburg

[bewerken | brontekst bewerken]

Het Duits dat in Luxemburg gebruikt wordt ("Luxemburger Hochdeutsch") onderscheidt zich door enkele opvallende begrippen van het Hoogduits in de Bondsrepubliek Duitsland. Daarnaast zijn er afwijkingen in de grammatica. In onderstaande tabel staan een aantal typische Luxemburgse uitdrukkingen:

Luxemburgs Hoogduits Hoogduits Nederlands
amenagieren (< Fra. aménager) +/- einrichten, renovieren inrichten, renoveren
24 auf 24 (< Lux. 24 op 24) rund um die Uhr de klok rond, (Vlaams) "24 op 24"
7 auf 7 (< Lux. 7 op 7) täglich dagelijks, (Vlaams) "7 op 7"
Rond-point (< Fra.) Kreisverkehr rotonde, (Vlaams) rondpunt
jemandem anrufen (< Lux. engem uruffen) jemanden anrufen iemand bellen
Protokoll errichten Anzeige erstatten een klacht indienen
dreimal nichts (< Fra. trois fois rien; Lux. dräi mol näischt) gar nichts helemaal niets, drie keer niks
auf (dem) + bepaalde plaatsnamen (bv. auf (dem) Bridel) in + plaatsnamen (bv. in Bridel) in + plaatsnamen

Verdere aanduidingen over het gebruik van de Hoogduitse schrijftaal in Luxemburg zijn te vinden in het Variantenwörterbuch des Deutschen. Als bronnen dienden hierbij in het bijzonder krantenuittreksels uit de Duitstalige pers in Luxemburg, naast Luxemburgse websites.

Enkele woorden

[bewerken | brontekst bewerken]

Een voorbeeld van enkele veel gebruikte woorden in het Luxemburgs.

Luxemburgs Limburgs Nederlands
Moien Mörge Goedendag
Äddi adieë/Saluu/Hoiie/Hajje Tot ziens
wann ech gelift (Vaniskrift) es uch beleef, estebleef alstublieft
merci merci/danke dank
Lëtzebuerg Luxembörg Luxemburg
jo jao ja
neen nae/nein nee(n)

Franse invloed

[bewerken | brontekst bewerken]

Enkele leenwoorden uit het Frans.

Frans Luxemburgs Limburgs Nederlands
billet Billjee kaertje kaartje (biljet)
saucisse Zossiss sossis / wuërst worst(je) (saucijs)
prison Prisong perzong / kietje / kasjot gevangenis
valise Wallis velies / koffer koffer (valies)
pompiers Pompjeeën brandwaer brandweer
merci beaucoup villmools merci merci / herstikke bedankt(j) hartelijk bedankt
enseignement Enseignement óngerwies onderwijs
exception(s) Exceptioun(en) oetzunjering / oetzonnering uitzondering(en)/exceptie(s)
[bewerken | brontekst bewerken]

Een overzicht van diverse externe links over de taal het Luxemburgs.

Inleidingen tot de spelling

[bewerken | brontekst bewerken]

Voorbeeldteksten

[bewerken | brontekst bewerken]

Meer informatie over de taal

[bewerken | brontekst bewerken]

Spellingcontrole

[bewerken | brontekst bewerken]

Woordenboeken

[bewerken | brontekst bewerken]
  • (fr) www.dico.luDictionnaire luxembourgeois-français
  • (fr) Luxdico.com online Luxemburgs woordenboek (24.000), Jérôme Lulling / Schanen (2003- )

Onderzoekscentra

[bewerken | brontekst bewerken]
Zie de categorie Luxembourgish language van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.