Naar inhoud springen

Dumpingsyndroom

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Esculaap
Neem het voorbehoud bij medische informatie in acht.
Raadpleeg bij gezondheidsklachten een arts.
Dumpingsyndroom
Synoniemen
Nederlands postgastrectomiesyndroom
Coderingen
ICD-10
ICD-9
DE11Bewerken op Wikidata
Eerdere versies
ICD-10: K91.1
ICD-9: 564.2
DiseasesDB 31227
DiseaseOntology DOID:14495Bewerken op Wikidata
eMedicine med/589
MeSH D004377
Portaal  Portaalicoon   Geneeskunde

Het dumpingsyndroom oftewel het postgastrectomiesyndroom[1] is een syndroom dat ontstaat ten gevolge van versnelde maaglediging. Hierbij komt de voedselmassa onvoldoende bewerkt in de dunne darm terecht, met spijsverteringsproblemen tot gevolg.

Vroege dumpingsymptomen treden tien minuten tot een uur na de maaltijd op. Ze kunnen variëren van vermoeidheid, veelvuldig gapen en een licht gevoel in het hoofd tot zweten, trillen, misselijkheid, een opgeblazen gevoel, diarree, hevig braken en sterk gevoel van niet-welbevinden. De aanvallen duren, afhankelijk van de hevigheid en de persoon, een half uur tot een uur.

Late dumpingklachten zijn een gevolg van hypoglykemie. Ze treden een tot drie uur na de maaltijd op. Op de voorgrond treden zweten, trillen, slapte, gestoorde concentratie, verwardheid en een hongergevoel.

De aanvallen kunnen redelijk worden voorkomen door kleine hoeveelheden te eten, verspreid over de hele dag, en om snelle suikers uit het dieet te weren omdat de snelle suikers te snel opgenomen worden in de bloedsomloop.[2] Drinken bij vaste voeding kan het beste beperkt worden tot maximaal een glas, bij voorkeur dertig minuten voor of na de maaltijd. Goed kauwen en rustig eten is belangrijk. Melkproducten kunnen soms beter vermeden worden.[2] Zo nodig kan men na het eten even gaan liggen.

Eten en drinken vormt altijd een risico. Een paar slokken thee na het eten van een koekje kan soms al tot een aanval leiden. Na de aanval volgt vaak direct weer een hongergevoel.