Naar inhoud springen

Corporatisme

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Corporatisme als maatschappijsysteem is een model waar wetgevende macht aan burgervergaderingen wordt toegekend die economische, industriële, agrarische en professionele groepen vertegenwoordigen. In tegenstelling tot pluralisme, waar vele groepen strijden om de macht over de staat, nemen in het corporatisme verscheidene onverkozen lichamen een beslissende rol aan in het besluitvormingsproces. Het is een politiek-economische leer, die probeert een middenweg te vormen tussen het marxisme en het kapitalisme, en die verwant is aan het solidarisme.

Het corporatisme ontstond in conservatieve milieus in het midden van de 19de eeuw als een reactie op de moderniteit, die inging zowel tegen het individualistische liberalisme als het collectivistische socialisme. Het corporatisme was geïnspireerd op de middeleeuwse gilden, en had als doel om opnieuw te komen tot een maatschappij gebaseerd op organisch gegroeide sociale verbanden waar ieder zijn plaats kende.

In oorsprong wilde het corporatisme de economie indelen in verschillende corporaties per deelgebied, die de marxistische klassen zouden overtreffen en verenigen. Patroons en arbeiders zouden samen in een corporatie zitten, en zo gezamenlijk hun problemen oplossen.

Op sociaal vlak organiseerde het vakorganisaties waarin niet alleen arbeiders (zoals in de syndicaten of vakbonden) maar arbeiders én werkgevers zetelden (gemengde beroepsorganisaties), om zo de bestaande orde te garanderen.

Politiek corporatisme in het interbellum

[bewerken | brontekst bewerken]

Op politiek vlak was het corporatisme tegen de liberale visie van de individuele burger die zelf bepaalt voor wie hij stemt, en ook tegen de socialistische visie van strijd tussen de sociale klassen. In plaats van de politiek te organiseren op basis van individuen (liberalisme) of klassenstrijd (socialisme) wilde het corporatisme de verschillende maatschappelijke groepen vooreerst aan elkaar binden en daarna ook aan de staat binden.

Het kapitalisme en liberalisme beschouwt corporatisme als zuivere overheidsinterventie. Het marxisme beschouwt het als socialisme voor de bourgeoisie.[bron?] Er bestaat echter ook liberale variant, het liberaal-corporatisme. Het liberaal-corporatisme probeert op rationele gronden aan te tonen dat een overlegmodel voor zowel werkgevers als werknemers gunstig is. De overheid komt er in dit model niet of nauwelijks aan te pas. Het liberaal-corporatisme is de enige variant binnen het corporatisme dat individualistisch is. Het is ook onmiskenbaar kapitalistisch. Een bedrijf is volgens het liberaal-corporatisme meer dan alleen een naar winst strevende onderneming, maar heeft ook een sociale functie. John Stuart Mill was een voorstander van een vorm van liberaal-corporatisme, evenals de Canadese premier William Lyon Mackenzie King. Het is niet duidelijk of het liberaal-corporatisme dichter bij het klassieke liberalisme of bij het sociaalliberalisme staat, waarschijnlijk is het een tussenvorm. (Overheidsinterventie wordt in de regel afgewezen, goede wetgeving aangemoedigd.)

Het Plan De Man, het Plan van de Arbeid van België ontworpen door Hendrik de Man had uitgesproken corporatistische trekken. Via economische planning door middel van vijf economische secretariaten, die beheerd werden door technocraten, zou een einde gesteld worden aan de werkloosheid en zo ook aan de voedingsbodem voor de fascisten. De grootste vijand was het monopoliekapitalisme, waar de staat zijn invloed verliest aan de grote bedrijven. Het plan voorzag dan ook in een beleid van nationalisering van basisindustrieën.

Met enige reserve kan men het Plan van de Arbeid (SDAP, 1935) van onder meer Jan Tinbergen en Hein Vos eveneens tot het corporatisme rekenen.[bron?]

In fascistische landen werd vaak een corporatief stelsel ingevoerd, aangeduid met de naam verticaal corporatisme. Niet alleen werkgevers en werknemers hadden zitting in een corpus, maar ook afgevaardigden van de fascistische partij. Op die manier is er sprake van grote overheidsinterventie.

Bij het horizontale corporatisme, ook aangeduid met horizontaal syndicalisme, is de inmenging van de overheid beperkter: zij grijpt alleen in wanneer de werkgevers en werknemers er niet uitkomen. Dit corporatisme werd neergeschreven door paus Pius XI in zijn encycliek Quadragesimo anno. Wanneer volledige overheidsinterventie ontbreekt, dan neigt het systeem tot een vorm van anarchosyndicalisme. Het Spaanse falangisme trachtte een soortgelijk systeem in te voeren, doch dit stuitte op de weerstand van Franco.

Landen met een corporatistisch systeem:

Land Periode Regime Aantekening(en)
Italië 1922–1945 Fascistisch Italië onder Benito Mussolini [1]
Portugal 1933–1974 Estado Novo onder dr. António de Oliveira Salazar (1933-68)/ Marcello Caetano (1968-74)
Bulgarije 1934-1935 Regime van Zveno onder Kimon Georgiev
Brazilië 1937–1945 Estado Novo onder dr. Getúlio Vargas
Oostenrijk 1934–1938 Standenstaat onder dr. Engelbert Dollfuss (1934) en dr. Kurt Schuschnigg (1934-38) [2]
Argentinië 1946–1955 Militaire regime onder Juan Perón [3]
Spanje 1939-1977 Spaanse Staat onder Francisco Franco [4]
Estland 1934-1940 Regime van Konstantin Päts
Letland 1934-1940 Regime van Karlis Ulmanis
Litouwen 1926-1940 Regime van Antanas Smetona
Mexico 1938- c. 1990 Mexico onder de Institutioneel Revolutionaire Partij [5]
Zuid-Korea 1948-1960 Regime van Syngman Rhee [6]

Landen met corporatistische trekken:

  • In Nederland kent men het aan het corporatisme ontleende poldermodel.
  • Ierland, waar men het "sociale partnerschap" (Social Partnership) kent.
  • België met zijn sociaal overleg.