Planetoïde: verschil tussen versies
→Zoektocht: +CelestialPolice |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 18: | Regel 18: | ||
In 2006 heeft de International Astronomical Union de term ''small solar system body'' (SSSB) ingevoerd, die de meeste hemellichamen omvat die vroeger als kleine planeten of [[Komeet|kometen]] aangeduid werden. |
In 2006 heeft de International Astronomical Union de term ''small solar system body'' (SSSB) ingevoerd, die de meeste hemellichamen omvat die vroeger als kleine planeten of [[Komeet|kometen]] aangeduid werden. |
||
Tegelijk werd de term ''dwergplaneet'' ingevoerd voor de grootste kleine planeten. |
Tegelijk werd de term ''dwergplaneet'' ingevoerd voor de grootste kleine planeten. |
||
Om dwergplaneet genoemd te worden moet het hemellichaam door de zwaartekracht een ronde vorm aangenomen hebben |
Om dwergplaneet genoemd te worden moet het hemellichaam door de zwaartekracht een ronde vorm aangenomen hebben en moet de omloopbaan rond onze zon zijn. Indien er zich geen andere materie meer bevinden in zijn omloopbaan dan spreekt men van een planeet. |
||
Een planetoïde zal onder invloed van de zwaartekracht een ronde vorm aannemen vanaf ongeveer een diameter van 1000 km. Dit is echter afhankelijk van de dichtheid van het hemellichaam. |
Een planetoïde zal onder invloed van de zwaartekracht een ronde vorm aannemen vanaf ongeveer een diameter van 1000 km. Dit is echter afhankelijk van de dichtheid van het hemellichaam. |
||
Regel 28: | Regel 29: | ||
Enkele planetoïden zijn sinds 1991 door ruimtesondes van dichtbij gefotografeerd waaronder [[Gaspra]], [[Ida (planetoïde)|Ida]], [[Eros (planetoïde)|Eros]], [[Mathilde (planetoïde)|Mathilde]], [[Braille (planetoïde)|Braille]], [[Annefrank]] en [[Itokawa]]. Deze foto's laten zien dat het onregelmatige, aardappelvormige steenklompen zijn, met veel kleine en soms een grotere krater. Ze lijken daarmee erg op sommige [[natuurlijke maan|manen]], zoals de Marsmaan [[Phobos (maan)|Phobos]] of de Saturnusmaan [[Phoebe (maan)|Phoebe]]; waarschijnlijk zijn dat oorspronkelijk ook planetoïden geweest, die later door een planeet werden ingevangen. Ook is er gelijkenis met de rots- en ijsachtige kernen van [[komeet|kometen]]. Dat planetoïden een grillige vorm hebben, blijkt ook uit het feit dat vele een regelmatig wisselende helderheid hebben: kennelijk zien we door de aswenteling vanaf de aarde afwisselend een heldere of brede, en een donkere of smalle kant. |
Enkele planetoïden zijn sinds 1991 door ruimtesondes van dichtbij gefotografeerd waaronder [[Gaspra]], [[Ida (planetoïde)|Ida]], [[Eros (planetoïde)|Eros]], [[Mathilde (planetoïde)|Mathilde]], [[Braille (planetoïde)|Braille]], [[Annefrank]] en [[Itokawa]]. Deze foto's laten zien dat het onregelmatige, aardappelvormige steenklompen zijn, met veel kleine en soms een grotere krater. Ze lijken daarmee erg op sommige [[natuurlijke maan|manen]], zoals de Marsmaan [[Phobos (maan)|Phobos]] of de Saturnusmaan [[Phoebe (maan)|Phoebe]]; waarschijnlijk zijn dat oorspronkelijk ook planetoïden geweest, die later door een planeet werden ingevangen. Ook is er gelijkenis met de rots- en ijsachtige kernen van [[komeet|kometen]]. Dat planetoïden een grillige vorm hebben, blijkt ook uit het feit dat vele een regelmatig wisselende helderheid hebben: kennelijk zien we door de aswenteling vanaf de aarde afwisselend een heldere of brede, en een donkere of smalle kant. |
||
Anders dan planeten hebben planetoïden geen bolvorm. Dat komt doordat ze zo klein en licht zijn. Hoe meer massa een planetoïde of planeet heeft, des te groter is de zwaartekracht aan het oppervlak. Daardoor kunnen uitstulpingen en bergen inzakken door hun eigen gewicht. Bij planetoïden is deze kracht meestal veel te gering om invloed te hebben. Van een aantal planetoïden is inmiddels bekend of bestaan sterke aanwijzingen dat ze wel zwaar genoeg zijn om onder hun eigen zwaartekracht een bolvorm aan te nemen. |
Anders dan planeten of dwergplaneten hebben planetoïden geen bolvorm. Dat komt doordat ze zo klein en licht zijn. Hoe meer massa een planetoïde of planeet heeft, des te groter is de zwaartekracht aan het oppervlak. Daardoor kunnen uitstulpingen en bergen inzakken door hun eigen gewicht. Bij planetoïden is deze kracht meestal veel te gering om invloed te hebben. Van een aantal planetoïden is inmiddels bekend of bestaan sterke aanwijzingen dat ze wel zwaar genoeg zijn om onder hun eigen zwaartekracht een bolvorm aan te nemen. |
||
===Grootte=== |
===Grootte=== |
Versie van 26 nov 2008 16:36
Planetoïden, ook wel asteroïden, kleine planeten of mindere planeten genoemd, zijn stukken materie in ons zonnestelsel die zich evenals planeten in een baan om de zon bewegen. Er zijn er inmiddels ruim 300.000 bekend. Verreweg de meeste hebben banen tussen de planeten Mars en Jupiter. De grootste zijn bijna 1000 km groot, maar er zijn er ook zo klein als stof. Het materiaal schijnt vaak steenachtig te zijn, maar soms is het ijzer- of nikkelhoudend en op grote afstand van de zon zijn er ook ijsplanetoïden.
Naamgeving
Ontdekker | Giuseppe Piazzi, 1801 |
Een planetoïde wordt ook kleine planeet of asteroïde genoemd. De term asteroïde wordt gewoonlijk gebruikt om een diverse groep kleine hemellichamen in ons zonnestelsel te benoemen die een omloopbaan hebben rond onze zon. Asteroïde (Grieks voor "op een ster lijkend") is het meest gebruikte woord in de Engelse literatuur voor kleine planeten. De International Astronomical Union verkiest de term kleine planeet. Sommige talen verkiezen planetoïde (Grieks voor "op een planeet lijkend"), omdat het min of meer beschrijft wat die hemellichamen zijn. Ook in het Nederlands zegt men liever planetoïde, maar in vertalingen komt asteroïde veel voor.
In 2006 heeft de International Astronomical Union de term small solar system body (SSSB) ingevoerd, die de meeste hemellichamen omvat die vroeger als kleine planeten of kometen aangeduid werden. Tegelijk werd de term dwergplaneet ingevoerd voor de grootste kleine planeten. Om dwergplaneet genoemd te worden moet het hemellichaam door de zwaartekracht een ronde vorm aangenomen hebben en moet de omloopbaan rond onze zon zijn. Indien er zich geen andere materie meer bevinden in zijn omloopbaan dan spreekt men van een planeet.
Een planetoïde zal onder invloed van de zwaartekracht een ronde vorm aannemen vanaf ongeveer een diameter van 1000 km. Dit is echter afhankelijk van de dichtheid van het hemellichaam.
De eerst ontdekte planetoïde (1) Ceres werd een dwergplaneet toen de definitie veranderde op 24 augustus 2006.
Eigenschappen
Vanaf de aarde gezien zijn de meeste planetoïden te klein om zelfs met een telescoop details te laten zien, het zijn niet meer dan lichtpuntjes (vandaar dat ze in veel talen asteroïde worden genoemd, van Grieks astèr + –eidès, 'gelijkend op een ster', hoewel ze in werkelijkheid eerder op planeten gelijken).
Vorm
Enkele planetoïden zijn sinds 1991 door ruimtesondes van dichtbij gefotografeerd waaronder Gaspra, Ida, Eros, Mathilde, Braille, Annefrank en Itokawa. Deze foto's laten zien dat het onregelmatige, aardappelvormige steenklompen zijn, met veel kleine en soms een grotere krater. Ze lijken daarmee erg op sommige manen, zoals de Marsmaan Phobos of de Saturnusmaan Phoebe; waarschijnlijk zijn dat oorspronkelijk ook planetoïden geweest, die later door een planeet werden ingevangen. Ook is er gelijkenis met de rots- en ijsachtige kernen van kometen. Dat planetoïden een grillige vorm hebben, blijkt ook uit het feit dat vele een regelmatig wisselende helderheid hebben: kennelijk zien we door de aswenteling vanaf de aarde afwisselend een heldere of brede, en een donkere of smalle kant.
Anders dan planeten of dwergplaneten hebben planetoïden geen bolvorm. Dat komt doordat ze zo klein en licht zijn. Hoe meer massa een planetoïde of planeet heeft, des te groter is de zwaartekracht aan het oppervlak. Daardoor kunnen uitstulpingen en bergen inzakken door hun eigen gewicht. Bij planetoïden is deze kracht meestal veel te gering om invloed te hebben. Van een aantal planetoïden is inmiddels bekend of bestaan sterke aanwijzingen dat ze wel zwaar genoeg zijn om onder hun eigen zwaartekracht een bolvorm aan te nemen.
Grootte
Uit de gemiddelde helderheid is de grootte van een planetoïde te berekenen als we het lichtweerkaatsend vermogen (albedo) kennen, maar dat loopt bij planetoïden enorm uiteen: er zijn "zwarte" planetoïden (minder dan 5% weerkaatsing) maar ook heel heldere (50% of meer). Schattingen van de afmetingen van planetoïden zijn daardoor vaak nogal onzeker. Slechts voor een beperkt aantal heeft men de middellijn direct kunnen meten, bijvoorbeeld door middel van een sterbedekking.
Dertien planetoïden uit de planetoïdengordel groter dan 250 km in diameter:
nummer en naam | ontdekker | ontdekkingsjaar | middellijn |
---|---|---|---|
(1) Ceres | Piazzi | 1801 | 1003 |
(2) Pallas | Olbers | 1802 | 583 |
(4) Vesta | Olbers | 1807 | 550 |
(10) Hygiea | De Gasparis | 1849 | 450 |
(31) Euphrosyne | Ferguson | 1854 | 370 |
(704) Interamnia | Cerulli | 1910 | 350 |
(511) Davida | Dugan | 1903 | 323 |
(65) Cybele | Tempel | 1861 | 309 |
(52) Europa | Goldschmidt | 1858 | 289 |
(451) Patientia | Charlois | 1899 | 276 |
(15) Eunomia | De Gasparis | 1851 | 272 |
(3) Juno | Harding | 1804 | 267 |
(16) Psyche | De Gasparis | 1852 | 250 |
Er zijn bovendien voorbij de baan van Neptunus vele tientallen planetoïden met een middellijn van meer dan 250 km. Van de meeste daarvan is de grootte alleen bij benadering bekend. De grootst bekende is Eris, met een middellijn van minimaal 2300 km. Op het 26e congres van de IAU is besloten dat dit soort objecten dwergplaneet genoemd worden indien ze onder hun eigen zwaartekracht de bolvorm aangenomen hebben. Afhankelijk van het soort materiaal gebeurt dit bij diameters tussen 800 en 1000 km. Ceres heeft inmiddels de status van dwergplaneet gekregen.
Massa
Het is niet gemakkelijk de massa van een planetoïde te meten; het is hiervoor nodig dat een ander object (een andere planetoïde, een ruimtesonde, of een maantje) zich vrij dicht langs de planetoïde beweegt, zodat men de verstoring van de baan kan meten. Sinds 1993 is gebleken dat tientallen planetoïden een maantje hebben, waardoor het aantal massabepalingen sterk is toegenomen. In veel gevallen blijkt de soortelijke massa erg gering te zijn, vaak niet veel meer dan 2 kg/dm3. Dat wijst erop dat planetoïden eerder hopen gruis dan massieve lichamen zijn. Dit is waarschijnlijk het gevolg van de relatief frequente onderlinge botsingen in de planetoïdengordel. Een hoop gruis zal bovendien niet zo snel in talloze fragmenten uiteenbarsten als het door een tamelijk groot object getroffen wordt; dit zal dan eerder leiden tot een herschikking van de gruishoop.
Samenstelling
Bestudering van de planetoïden heeft aan het licht gebracht, dat het overgrote deel uit silicaten bestaat (steenmeteorieten) en een klein deel uit ijzer en nikkel (ijzernikkelmeteorieten). Ook zijn er combinaties van beide soorten. Omdat de planetoïden uit nuttige materialen bestaan is het idee ontstaan erts te winnen uit één of meerdere planetoïden. Een planetoïde kwam in de aandacht omdat men de grondstof van de planetoïde wil ontginnen en een proces over het eigendomsrecht van de planetoïde.
Omwentelingstijd
Aangezien planetoïden om hun eigen as draaien, kan de lichtweerkaatsing van de planetoïde veranderen tijdens de asomwenteling. Uit zulke periodieke helderheidswisselingen is voor veel planetoïden de omwentelingstijd bepaald; meestal ligt die tussen drie uur en één dag (uitersten zijn 2000 WH10 met 80 seconden, en 1997 AE12 met 68 dagen).
Afstand tot de zon
Omlooptijd
Planetoïden worden in groepen verdeeld op basis van hun gemiddelde afstand tot de zon (halve grote baanas, symbool a). Dit is equivalent met een indeling naar hun omlooptijd T rond de zon. De grenzen tussen de groepen worden gelegd bij omlooptijden die een eenvoudige verhouding hebben met de omloopstijden van planeten. (In enkele gevallen is ook de kortste afstand tot de zon (periheliumafstand q) een indelingscriterium.) Zo ontstaat de volgende indeling:
naam van de groep | voorbeeld | gemiddelde afstand tot de zon (a, in AE) | omlooptijd (T, in jaar) |
opmerkingen | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|
aardscheerders (AAA's, Aten-Apollo-Amors) | Atens | Aten | a < 1 AE | T < 1 jaar | |||
aardtrojanen en Cruithne's | Cruithne | a = 1 AE | T = 1 jaar | Taarde = 1 jaar | |||
Apollo's | Apollo | 1 < a < 1,52 AE | q < 1 AE | 1 < T < 1,88 jaar | |||
Amors | Dionysus | 1 < q < 1,3 AE | |||||
MTA's = Mars Trojanen | Eureka | a = 1,52 AE | T = 1,88 jaar | TMars = 1,88 jaar | |||
MC's = Mars Crossers | Atami | a >~ 1,52 AE | 1,3 < q < 1,52 AE | T >~ 1,88 jaar | kruisen de baan van Mars | ||
planetoïdengordel (MB = Main Belt) (door Kirkwood scheidingen onderverdeeld in zones; verder onderverdeeld in planetoïdenfamilies) |
Hungaria-familie | Hungaria | 1,52 < a < 5,20 AE | a ~ 1,9 | 1,88 < T < 11,86 jaar | T ~ 2,6 | |
Flora-familie en MB I | Vesta | a = 2,064...2,501 | T = 2,97...3,95 | 1/4...1/3 TJupiter | |||
MB IIa | Juno | a = 2,501...2,705 | T = 3,95...4,45 | 1/3...3/8 TJupiter | |||
MB IIb | Ceres | a = 2,705...2,824 | T = 4,45...4,74 | 3/8...2/5 TJupiter | |||
MB IIIa | Psyche | a = 2,824...2,957 | T = 4,74...5,08 | 2/5...3/7 TJupiter | |||
MB IIIb | Themis | a = 2,957...3,277 | T = 5,08...5,93 | 3/7...1/2 TJupiter | |||
Cybele-familie | Cybele | a = 3,277...3,700 | T = 5,93...7,12 | 1/2...3/5 TJupiter | |||
Hilda-familie | Hilda | a = 3,700...3,969 | T = 7,12...7,91 | 3/5...2/3 TJupiter | |||
JTA's = Jupiter trojanen | Hektor | a = 5,20 AE | T = 11,86 jaar | TJupiter = 11,86 jaar | |||
Centaurs | Chiron | a = 5,20...30,1 AE | T = 11,86...164,8 jaar | ||||
NTA's = Neptunus Trojanen | 2005 TN74 | a = 30,1 AE | T = 164,8 jaar | TNeptunus = 164,8 jaar | |||
Kuipergordel = TNO's (Transneptunisch Object) | Pluto, plutino's | Orcus | a > 30,1 AE | 39 < a < 40 | T > 164,8 jaar | T ~ 248 jaar | baanresonantie (3:2) met Neptunus: T = 3/2 TNeptunus |
cubewano's (QB1's) | Quaoar | 41 < a < 48 | T ~ 260...330 jaar | T ~ 1,6...2 TNeptunus | |||
SDO's (Scattered Disk Objects) | Eris | a > 48 | T > 330 jaar | T > 2 TNeptunus; zeer excentrische banen |
Omloopbaan
Planetoïden volgen verschillende omloopbanen, en worden ook op basis daarvan onderverdeeld.
- Plaats van hun omloopbaan tot de aarde
- aardscheerders, planetoïden die de baan van de aarde kruisen of zeer dicht naderen
- deze worden verder onderverdeeld in de Aten groep, de Apollo groep en de Amor groep
- planetoïden die buiten de baan van de aarde blijven, welke in de meerderheid zijn.
- planetoïden die volledig binnen de baan van de aarde blijven, hiervan zijn er nog maar twee bekend.
- Plaats van de omloopbaan tot andere planeten
- Marskruisende planetoïden
- Centaurs zijn planetoïden, die grotendeels uit ijs bestaan en om de zon draaien tussen de banen van Jupiter en Neptunus
- Trojanen zijn planetoïden die zich in de Lagrangepunten L4 en L5 van planeetbanen (met name die van Jupiter) bevinden.
Een overzicht van de huidige posities van de planetoïden binnen ons zonnestelsel is te vinden op de website van het MPC onder InnerPlot.html. Deze wordt iedere dag bijgewerkt. Er is een beeld en een animatie voor het binnenste en het buitenste zonnestelsel.
Gordel tussen Mars en Jupiter
De eerste planetoïden werden ontdekt tijdens een zoektocht naar een onbekende planeet tussen Mars en Jupiter. De banen van de nu bekende planetoïden liggen voor 98% in de planetoïdengordel tussen Mars en Jupiter. Sommige komen wel binnen de baan van de Aarde (aardscheerders), enkele blijven steeds binnen de baan van de aarde en andere komen buiten de baan van Saturnus. De eerst ontdekte planetoïde, Ceres, is nu nog steeds de grootst bekende planetoïde (1003 km) van de planetoïdengordel tussen Mars en Jupiter. Ceres werd in 1801 ontdekt. De planetoïden tussen Mars en Jupiter zijn in een stabiele baan en er is weinig kans dat een van die planetoïden de aarde zal raken.
Kuipergordel
Ook in de Kuipergordel bevinden zich enorme hoeveelheden materie. De Kuipergordel is een gordel van vele miljarden komeetachtige, uit rots en ijs bestaande objecten, voorbij de baan van de achtste planeet van ons zonnestelsel, Neptunus. De gordel bevindt zich op 30 AE tot 50 AE afstand van de zon. Als deze objecten de zon naderen, gedragen ze zich als een komeet. Als een nieuw object ontdekt wordt is het niet altijd duidelijk of het een planetoïde of een komeet betreft. Beide krijgen een nummering volgens hetzelfde systeem.
De grote "Kuipergordel-objecten" worden ook wel aangeduid met de naam plutino's. De grootste van deze objecten die tot nog toe zijn ontdekt, zijn Eris, die waarschijnlijk groter is dan Pluto, en Quaoar, ontdekt in 2002, met een doorsnede van 1280 km, groter dan de grootste planetoïde Ceres en de maan Charon.
De planetoïden in de Kuipergordel (ook wel KBO's genoemd, Kuiper Belt Objects) zijn veel minder onderhevig aan de zwaartekracht van de zon, aangezien deze zwaartekracht met het kwadraat van de afstand afneemt. Hierdoor kan door inwerking van zwaartekracht van andere hemellichamen of door botsen met andere planetoïden hun baan makkelijk verstoord worden, waardoor deze planetoïden de ruimte ingeslingerd worden of richting aarde afwijken. Door de grote massa en dus ook de grote zwaartekracht van Jupiter worden vele planetoïden door deze planeet opgevangen.
Oortwolk
Op een afstand tussen ongeveer 10.000 en 100.000 AE van de zon (0,1–2 lichtjaar) zou zich een bolvormig gebied bevinden rond de zon van waaruit kometen ons zonnestelsel binnendringen. Dat gebied wordt de Oortwolk genoemd. Het is mogelijk dat enkele planetoïden, zoals Sedna en 2000 OO67, die een zeer elliptische baan hebben met een grootste afstand tot de zon van ongeveer 1000 AE, uit dat gebied afkomstig zijn.
Lichtintensiteit en Spectraalklasse
De planetoïden worden ook ingedeeld volgens hun lichtweerkaatsing (licht of donker) en volgens hun spectrum (kleur). Gemiddeld zijn planetoïden in banen dicht bij de zon lichter dan planetoïden verder weg. De belangrijkste klassen zijn de C-, S-, M-, E- en R-klasse. Planetoïden die buiten het schema vallen, worden ingedeeld in de U klasse ('Unclassified').
donker of licht | % weer- kaatst licht |
kleur: blauw- achtig |
kleur: grijs | kleur: rood- achtig |
kleur: rood | kleur: zeer rood | waar voorkomend |
---|---|---|---|---|---|---|---|
donker | 3 tot 7% | C | F | P | D | klassen D, C en P: vooral in buitenste deel planetoïdengordel (>3,5 AE) | |
gemiddeld | 7 tot 23% | – | M | S | – | klassen C, S, F en M: in middendeel van de planetoïdengordel (2,5–3,5 AE) | |
helder | 23 tot 60% | – | E | R | klassen E, R en S: vooral in binnenste deel planetoïdengordel (<3 AE) |
- Voor veel kleine planetoïden is nog niet gekend tot welke klasse zij behoren. In zo'n geval wordt aangegeven welke klassen mogelijk zijn. Zo heeft planetoïde (75) Eurydike klasse CMEU. Daarmee wordt aangegeven dat deze planetoïde zou kunnen behoren tot de klasse C, M, E of U.
- De meeste planetoïden zijn van de C-klasse, welke slechts 3 tot 7% van het opvallende zonlicht weerkaatst. Ze zijn waarschijnlijk rijk aan koolstof, en vergelijkbaar met koolstofhoudende meteorieten.
- De tweede meest voorkomende groep is de S-klasse, welke gemiddeld 14% van het opvallende zonlicht weerkaatst. Het oppervlak van deze planetoïden is roodachtig van kleur. De samenstelling van deze planetoïden lijkt veel op die van op aarde gevonden steen-meteorieten.
- Slechts weinig planetoïden zijn van de M-klasse, welke 12% van het licht weerkaatst. Hun samenstelling lijkt op de ijzer- of nikkel-ijzer meteorieten.
- Ook de E-klasse bevat maar weinig planetoïden, zij kaatsten 35% van het zonlicht terug.
- De zeldzaamste groep is de R-klasse. De belangrijkste kenmerken zijn de rode kleur en de hoge lichtweerkaatsing van 25%, de hoogste lichtweerkaatsing na de E-klasse.
Oorsprong
Aanvankelijk kende men alleen de planetoïden van de planetoïdengordel tussen Mars en Jupiter, waar men een planeet verwachtte. Deze planetoïden werden dan ook gezien als de restanten van een vroegere planeet die door een natuurramp uit elkaar gespat was. De totale massa van de planetoïden is echter slechts voldoende voor een lichaam met een diameter van de helft van die van de maan. Later vond men planetoïden die dicht langs de aarde kwamen, zodat de idee ontstond dat ze ontstaan waren door een inslag op de maan.
Volgens de huidige inzichten bestaan de meeste planetoïden uit materiaal, dat sinds de vorming van ons zonnestelsel niet heeft bijgedragen tot de vorming van een planeet vanwege de storende invloed van de aantrekkingskracht van de andere planeten. Andere planetoïden kunnen ingevangen zijn tijdens het passeren van ons zonnestelsel. Door bepaalde kenmerken van planetoïden, zoals het vlak waarin hun baan zich bevindt, denkt men te kunnen vaststellen of een planetoïde oorspronkelijk van ons zonnestelsel is, of ingevangen is uit een ander zonnestelsel.
Observaties
Zoektocht
De wet van Titius-Bode was de aanleiding om op zoek te gaan naar een planeet tussen Mars en Jupiter. Het is een wiskundige formule opgesteld aan de hand van de waargenomen plaatsen van de planeten zonder wetenschappelijk basis. Op basis van deze aanname zette Franz Xavier von Zach in 1800 een van de eerste internationale wetenschappelijke onderzoeksprogramma's op het getouw, dat bekend is geworden onder de naam Celestial Police. Men zocht naar een kleine planeet, anders was die planeet reeds lang ontdekt. Men ontdekte echter niet één planeet tussen Mars en Jupiter, maar verschillende planetoïden.
- Op 1 januari 1801 ontdekte de sterrenkundige Giuseppe Piazzi in Palermo de eerste planetoïde in het sterrenbeeld Stier: (1) Ceres. Men dacht de gezochte planeet gevonden te hebben.
- In 1802 ontdekte Heinrich Olbers in het sterrenbeeld Maagd onverwacht de tweede planetoïde: (2) Pallas. Men ging toen op zoek naar nog meer planetoïden.
- Op 1 september 1804 werd in het sterrenbeeld Vissen de derde planetoïde gevonden: (3) Juno.
- Op 28 maart 1807 ontdekte Olbers de vierde planetoïde: (4) Vesta. Daarna duurde het tot 1845 voor de volgende planetoïde gevonden werd.
Daarna ging het echter vlug:
- 1900: 450 planetoïden gevonden
- september 1980: 2289
- december 1989: 4295
- eind 1995: 29.000
- eind 2000: 108.000
- eind 2005: reeds van 305.000 planetoïden is de baan bekend.
Tegenwoordig is de zoektocht naar planetoïden weer actueel door het gevaar van planetoïden die op aarde zouden kunnen botsen. LINEAR, NEAT, Spacewatch en andere zoekprojecten houden zich continu bezig met het volgen en catalogiseren van de planetoïden. Het aantal geobserveerde planetoïden per observator wordt bijgehouden: zie externe link "Ontdekkers van planetoïden". Meer dan de helft, 47.899 van de 90.154 (22 nov 2004) zijn gevonden door het LINEAR-project. Iedereen mag meewerken aan het zoeken naar nieuwe planetoïden, mits hij over de nodige apparatuur beschikt en de opgelegde regels volgt. Een nieuwe observatie moet minimum twee nachten gedurende 30 minuten gebeuren.
Lijst
Aantal
Volgens de maandelijks bijgewerkte gegevens van het Minor Planet Center van de IAU (zie externe links) was de stand van zaken op 25 januari 2005 als volgt :
- Er waren 27.193.909 observaties van planetoïden en kometen (dat wil zeggen, precieze metingen van de positie aan de hemel; hiervan zijn een 10.000-tal dubbel geteld.)
- Hiervan waren 26.929.248 planetoïden (de rest betreft kometen), waarvan 18.923.021 genummerde en 8.006.227 niet genummerde planetoïden.
- Voor 264.447 planetoïden was de baan bepaald. Hiervan waren er 96.154 planetoïden die een nummer gekregen hadden, 103.053 die bij meerdere opposities zijn waargenomen (M-Opp) en 65.240 planetoïden met een één-oppositiebaan (1-Opp).
- Slechts 12.065 van deze 264.447 planetoïden hebben reeds een naam gekregen.
Het aantal planetoïden in ons zonnestelsel is natuurlijk niet constant:
- planetoïden kunnen uit elkaar spatten door inslag van een andere planetoïde en veel nieuwe kleinere planetoïden vormen.
- door inslag van andere planetoïden kan de baan van de planetoïde veranderd worden, richting buiten ons zonnestelsel.
- door inwerking van een ander zonnestelsel kunnen planetoïden uit ons zonnestelsel gerukt worden.
- planetoïden kunnen inslaan op planeten of verbranden tijdens het indringen van een atmosfeer.
Inslaggevaar
Sommige planetoïden komen sterk in de aandacht omdat ze dicht langs de aarde voorbijkomen, of verbranden in de atmosfeer. De vrees voor een catastrofale ramp bij het botsen van een grote planetoïde met de aarde houdt de aandacht gericht op de planetoïden. De aandacht voor het risico op inslagen, is vooral te danken aan het werk van Eugene Shoemaker, die in 1960 aantoonde dat inslagen van meteorieten een grote rol hebben gespeeld bij de vorming van kraters op de aarde en de maan.
Inslag van een planetoïde op de Aarde
Het massaal uitsterven van diersoorten 65 miljoen jaar geleden wordt toegeschreven aan de inslag van een middelgrote planetoïde. De eerstvolgende planetoïde die een mogelijke dreiging vormt, is waarschijnlijk Apophis die op 13 april 2036 onze aarde zal bereiken, en een kans van 1 op 45.000 heeft om onze planeet daadwerkelijk te raken. Het is vooral de ex-astronaut Rusty Schweickart die momenteel aandringt op een UN commissie die de dreiging van planetoïden onder de loep moet nemen en tot eventuele maatregelen moet besluiten, zoals het sturen van een ruimtemissie om de planetoïde uit zijn baan te brengen.
In oktober 2008 werd vanuit de Verenigde Staten voor het eerst een vermoedelijke "inslag" van een slechts kort tevoren ontdekte, de aarde naderende kleine planetoïde gemeld. Het betrof het object genaamd 2008 TC3, vermoedelijk met de omvang van niet meer dan een personenauto, die boven noordelijk Soedan in de atmosfeer zou exploderen met een kinetische energie-equivalent van 1.000 of 2.000 ton TNT.
De melding had betrekking op een planetoïde die de voorgaande nacht ontdekt was door Richard Kowalski en anderen op een observatorium in Arizona. Peter Brown, een meteoor-onderzoeker aan de Universiteit van West Ontario in Canada, meldde dat de explosie geregistreerd was door een ultargeluid-sensor van het International Monitoring System dat dient voor de detectie van kernwapenexlosies. Op beelden van de ESA-weersatelliet zou de gebeurtenis ook waargenomen zijn. Zdenek Charvat van het Tsjechisch Hydrometeorologisch Instituut ontdekte als eerste de flits op de Meteosat-opnamen. [1]
Risicofactoren
De kans en de gevolgen van een inslag van een planetoïde worden bepaald door het aantal planetoïden met een baan die in de buurt van de aardbaan komt, de snelheid van de planetoïden en hun massa (dus hun kinetische energie), hun samenstelling (makkelijk verbrandbaar tijdens hun tocht in de atmosfeer) en hun grootte (al of niet volledig verbrand tijdens hun tocht door de atmosfeer). Het risico (inslagkans maal mogelijke gevolgen) van een mogelijke inslag wordt uitgedrukt in de schaal van Torino. Een zware inslag kan niet alleen grote plaatselijke schade veroorzaken, maar zelfs het milieu totaal veranderen, bvb. door grootschalige bosbranden en "impact winter" effecten door de enorme stofuitstoot in de atmosfeer.
- Aardscheerders. Een aparte lijst van planetoïden die de aarde dicht naderen gedurende de eerste 33 jaar is beschikbaar op de website van het MPC. Zie hiervoor ook het artikel aardscheerder. Van 1995 tot 2002 werden gedurende acht jaar optische flitsen waargenomen door satellieten, welke afkomstig zijn van planetoïden van 50-100 meter die in de atmosfeer ontploffen. Men schat nu dat de aarde eenmaal per jaar geraakt wordt door een planetoïde die een energie doet vrijkomen van 5 kiloton TNT. Planetoïden, zoals die van de inslag in Tunguska die 2000 vierkante kilometer van het Siberisch woud met de grond gelijk maakte in 1908, en die een energie van 10 megaton TNT liet vrijkomen, hebben een frequentie van eenmaal in de duizend jaar. Vroegere observaties van op de aarde gaven een frequentie van eenmaal in de 300 jaar.
- De snelheid. Het gevaar van de planetoïden is niet in de eerste plaats de grootte, maar wel de snelheid waarmee ze de aarde kunnen bereiken, namelijk tot meer dan 20 km/s. Door de enorme kinetische energie, evenredig met de snelheid in het kwadraat, kunnen ze een grote krater slaan, waarbij grote hoeveelheden stof, gruis en gesmolten materiaal de atmosfeer in worden geworpen. Indien de inslag in zee is, bestaat het risico van vernietigende Tsunami's .
- De samenstelling en de grootte van de planetoïden. Sommige materialen fragmenteren en verbranden erg makkelijk bij het binnendringen van de atmosfeer. IJzerrijke planetoïden fragmenteren minder makkelijk in de atmosfeer en zullen eerder op de aarde neerslaan. Afhankelijk van de grootte en de samenstelling, kan de planetoïde uit elkaar spatten vooraleer ze de grond bereikt, waardoor het rampgebied veel groter kan worden indien het op lagere hoogte gebeurd.
Bescherming
De eerste bescherming is natuurlijk het gevaar op voorhand onderkennen. Daarom wordt een inventaris gemaakt van zoveel mogelijk planetoïden. Veel planetoïden kaatsen echter te weinig licht terug en worden zeer laat of niet ontdekt. Verder zou het kunnen dat een planetoïde steeds de kleinste zijde naar de aarde toekeert, waardoor ontdekken moeilijker is en de grootte van de planetoïde sterk onderschat wordt.
- Indien een grote planetoïde op tijd ontdekt wordt kan overwogen worden deze te verbrijzelen met een atoomwapen. Dit wapen zou de planetoïde echter in veel kleinere stukken kunnen verdelen, waardoor het rampgebied veel groter zou worden. Bovendien zouden de brokstukken radio-actief worden.
- Door het atoomwapen op een afstand van de planetoïde te laten ontploffen zou door de druk de baan van de planetoïde afgebogen kunnen worden. Voor een planetoïde met een zeer poreuze structuur zou die baancorrectie echter bijna nihil zijn.
- Een derde mogelijkheid is een groot 'vergrootglas' op de meteoor te richten. Door een gebundelde zonnestraal op de planetoïde te richten gedurende verschillende jaren zou de planetoïde voldoende van zijn baan kunnen afwijken, zodat deze de aarde op een veilige afstand passeert. Zulk een principe wordt reeds gebruikt in de ruimte voor het bundelen van radiogolven. Dit moet echter nog uitgewerkt worden voor bundeling van de zonnestralen. Tevens moet de planetoïde dan vele jaren op voorhand ontdekt zijn.
Mogelijke inslag van een planetoïde op Mars
Eind december 2007 werd uitgekeken naar een mogelijke inslag van een planetoïde, 2007 WD5, op Mars. De planetoïde werd pas in november 2007 ontdekt en zou mogelijk op 30 januari 2008 inslaan op Mars. Het zou de eerste inslag van een planetoïde zijn op een planeet die waargenomen wordt, aangezien tot nu toe alleen een inslag van een komeet waargenomen werd. (In de jaren 90 werd de inslag van restanten van de komeet Shoemaker-Levy 9 op Jupiter waargenomen). Op 11 januari 2008 berichtte NASA echter dat er geen inslag zou plaatsvinden.
Zie ook
- Lijst van planetoïden
- Lijst van Belgische planetoïden
- Lijst van Nederlandse planetoïden
- Naamgeving van planetoïden
Externe links
- Minor Planet Center van de IAU (De gezaghebbende instantie als het over planetoïden gaat)