woonschip
- woon·schip
- samenstelling van woon ww en schip
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woonschip | woonschepen |
verkleinwoord | woonscheepje | woonscheepjes |
het woonschip o
- schip dat speciaal gebouwd en uitgerust is om in te wonen en niet zozeer om mee te varen
- boorschip, bulkschip, containerschip, cruiseschip, ferryboot, gastanker, ijsbreker, koelschip, luchtkussenvaartuig, motorboot, motorjacht, sleepboot, tanker, treiler, vleugelboot
1.
- Het woord woonschip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "woonschip" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be