winderig
- win·de·rig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | winderig | winderiger | winderigst |
verbogen | winderige | winderigere | winderigste |
partitief | winderigs | winderigers | - |
winderig
- weerstoestand waarbij er veel wind aanwezig is
- ▸ Zo werd op een winderige dag in november een kleine magere jongen binnengelaten bij de Sint en zijn honderd Pieten.[1]
- lichaamstoestand waarbij iemand veel winden laat
- blufferig, snoevend, opschepperig
1. weerstoestand waarbij er veel wind aanwezig is
- Het woord winderig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "winderig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 11
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
winderig
- winderig; weerstoestand waarbij er veel wind aanwezig is
winderig
- winderig; weerstoestand waarbij er veel wind aanwezig is