• ver·voer
enkelvoud meervoud
naamwoord vervoer -
verkleinwoord - -

het vervoero

  1. (transport) overbrenging van zaken van één plaats naar de andere
    • Het vervoer van containers gebeurt via schepen. 
  2. middel waarmee overbrenging van zaken plaatsvindt
    • Heb je al vervoer naar de luchthaven? 
vervoeging van
vervoeren

vervoer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervoeren
    • Ik vervoer. 
  2. gebiedende wijs van vervoeren
    • Vervoer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervoeren
    • Vervoer je? 
vervoeging van
vervaren

vervoer

  1. enkelvoud verleden tijd van vervaren
    • Ik vervoer. 
    • Jij vervoer. 
    • Hij, zij, het vervoer. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be